Koeienbotten in het verloop van de verschillende periodes
Ariadna Nieto-Espinet
Veranderingen in samenleving terug te zien in koeienbotten
De samenstelling van de veestapel was in Europa tijdens de klassieke oudheid sterk afhankelijk van de politieke en economische situatie van die tijd. Dat concluderen onderzoekers van de Consejo Superior de Investigaciones Científicas in Barcelona, aan de hand van een analyse van duizenden dierenbotten. Wat hebben ze precies aangetoond?
Hoofdonderzoeker Ariadna Nieto-Espinet en haar collega’s hebben data verzameld van 101 verschillende archeologische vindplaatsen, verspreid over het noordoosten van het Iberisch Schiereiland. De vindplaatsen stamden uit een periode van de late bronstijd tot de late oudheid; een periode van ongeveer 1.700 jaar. Gedurende deze jaren ondergingen de lokale cultuur en landbouw hier heel wat veranderingen.
Economische en politieke invloeden
De archeologen keken bij iedere vindplaats naar zowel het toenmalige milieu (plantenresten, klimatologische data enz.) als de culturele en politieke context van die tijd en plaats. Daaruit bleek dat economische en politieke ontwikkelingen verreweg de meeste invloed hadden op de veestapel. Ze speelden zelfs een nog grotere rol dan de natuurlijke omgeving. In de bronstijd was het politieke systeem bijvoorbeeld veel meer gefragmenteerd dan tijdens de ijzertijd of de Romeinse tijd. Boeren verbouwden hierdoor voornamelijk gewassen voor de lokale markt, aangezien ze hun opbrengsten niet op verafgelegen plekken konden verkopen. Hierdoor was het soort vee dat gehouden kon worden - voornamelijk schapen en geiten - sterk afhankelijk van de soorten gewassen die in de regio groeiden.
Archeologie Online is van de makers van Archeologie Magazine, meer weten over dit prachtige magazine? Klik hier!
IJzertijd en Romeinse tijd
Tijdens de ijzertijd en Romeinse tijd kunnen we zien dat er rond de Middellandse Zee een internationale markt ontstond. Hierdoor konden de boeren op het Iberisch Schiereiland ook veesoorten houden die minder afhankelijk waren het lokale milieu, namelijk meer varkens en koeien. Ander soort voedsel kon immers makkelijker geïmporteerd worden uit andere regio’s rond de Middellandse Zee. Ook zijn varkens en koeien geschikter voor veehouderij op grote commerciële schaal, in tegenstelling tot schapen en geiten. Laatstgenoemde zijn weer beter geschikt zijn voor een kleine lokale markt. Ten slotte is terug te zien dat dierenbotten in het algemeen groter waren dan in de bronstijd. Dit is wederom het gevolg van betere toegang tot voedsel en schaalvergroting van de landbouw.
Overgang naar de middeleeuwen
Rond de vijfde en zesde eeuw na Christus stortte dit internationale economische systeem in elkaar. Dat hing nauw samen met de val van het West-Romeinse Rijk in 476, wat vaak gezien wordt als het symbolische begin van de middeleeuwen. De relatief grote politieke en economische eenheid van de voorgaande eeuwen, viel hiermee uit elkaar en er ontstonden allerlei verschillende Germaanse koninkrijkjes, die in economisch opzicht een stuk minder nauw met elkaar verbonden waren dan voorheen. Ook dit is terug te zien in het vee. Men werd daardoor weer afhankelijker van de lokale landbouw. Dierenresten uit deze tijd bestaan dan ook weer grotendeels uit kleinere schapen- en geitenbotten, net zoals in de bronstijd.
Bron: Plos One.
Archeologie Online is van de makers van Archeologie Magazine, meer weten over dit prachtige magazine? Klik hier!