Een deel van het dijbeen, gemonteerd op een houten staaf met vergulde ring
Kaare Lund Rasmussen/SDU
Vermeende botten van twee apostelen onderzocht
Zijn de relieken in een kerk in Rome echt afkomstig uit de tijd van Jezus? Volgens de overlevering herbergt de Santi Apostoli-basiliek al sinds 1417 de overblijfselen van de apostel Filippus en die van Jakobus de Jongere. Een team archeologen onderzocht of de botten die in de basiliek bewaard worden ook daadwerkelijk afkomstig zijn van mensen uit de tijd van Jezus.
De overblijfselen bestaan uit een deel van het scheenbeen en een gemummificeerde voet die van Sint Filippus zouden zijn, en een deel van het dijbeen van Sint Jakobus. De relieken zijn ergens tijdens de zesde eeuw naar de plek van de Santi Apostoli-basiliek gebracht, waar toentertijd een andere kerk stond. Het is onduidelijk wie de botten heeft overgebracht of waar ze precies vandaan komen.
Koolstofdatering
Het onderzoeksteam onder leiding van Kaare Lund Rasmussem van de Zuid-Deense Universiteit, kwam tot de conclusie dat het door vervuiling onmogelijk was om een goede koolstofdatering uit te voeren op de botten die worden toegeschreven aan Sint Filippus. Het blijft dus helaas onduidelijk hoe oud deze precies zijn. Het dijbeen dat van Sint Jakobus zou zijn, kon echter wel gedateerd worden. Het bot bleek te stammen uit de periode tussen 214 en 340 n.Chr. Ze behoorden dus toe aan een persoon die zo’n 160 tot 240 jaar jonger was dan Jakobus de Jongere.
Archeologie Online is van de makers van Archeologie Magazine, meer weten over dit prachtige magazine? Klik hier!
Een zeldzaam licht
Rasmussem liet in een verklaring weten: ‘Alhoewel het reliek niet van Sint Jakobus is, werp het wel een zeldzaam licht op de zeer vroege en weinig gedocumenteerde christelijke geschiedenis.’ Van wie het bot dan wel afkomstig is geweest, is nu onmogelijk te zeggen. De onderzoekers denken dat het waarschijnlijk is dat de persoon die de botten heeft overgebracht, wél dacht dat de botten echt van apostelen waren.
Relieken: Een oud gebruik
Vanaf halverwege de derde eeuw werd het voor vroege christelijke kerkleiders een populair gebruik om de opdracht te geven overblijfselen van ‘heiligen’ te zoeken en over te laten brengen naar hun kerk. Hiervoor werden graven, waarvan gedacht werd dat ze aan heiligen toebehoorden, opengebroken, waarna de opgegraven lichamen, of delen daarvan, werden bewaard en aanbeden in grote kerken. Eeuwenlang trokken pelgrims naar de plekken waar die relieken bewaard werden. Een bekende plek is natuurlijk Santiago de Compostela, waar de overblijfselen van Jakobus de Meerdere worden bewaard. In Nederland is de Dom in Utrecht een plek waar veel relieken werden bewaard, waaronder overblijfselen van de heilige Martinus van Tours, beter bekend als Sint Maarten.
Bron: Eurekalert
Archeologie Online is van de makers van Archeologie Magazine, meer weten over dit prachtige magazine? Klik hier!