Stenen gegroefde punten van 7000 tot 8000 jaar oud. Ontdekt bij de archeologische vindplaats Manayzah, Yemen en Ad-Dahariz, Oman. Tot nu toe is deze techniek alleen aangetroffen bij 12.800 tot 13.500 jaar oude Cloviscultuur-opgravingen.
© Jérémie Vosges / CNRS
8000-jaar oude pijlen in Arabië werden gebruikt als pronkstuk
In het zuiden van het Arabisch schiereiland, in Yemen en Oman, zijn pijl- en speerpunten aangetroffen van tussen de 7000 en 8000 jaar oud. De punten zijn gemaakt met een techniek waar kleine groeven in het midden van de punt worden aangebracht. Deze techniek was tot voor kort alleen aangetroffen in Noord-Amerika, bij de vondsten van zogenaamde ‘clovis punten’. Onderzoekers denken dat gegroefde punten in Arabië geen praktisch nut hadden, zoals die in Noord-Amerika, maar dat ze dienden om mee te pronken. Om te laten zien wat voor geweldige steenbewerker of jager men was.
Eerste vondst
In de vroege jaren 60 van de vorige eeuw werden in het zuiden van Arabië voor het eerst gegroefde speerpunten aangetroffen. De toenmalige archeologen concentreerden zich echter nog niet op de unieke vorm. Pas in 2001 werd formeel erkend dat het hier ging om punten gemaakt met de specifieke techniek zoals we die ook kennen uit Noord-Amerika.
Verschillen in techniek
De Noord-Amerikaanse clovis punten (genoemd naar de Amerikaanse stad Clovis in New Mexico, waar zij voor het eerst werden aangetroffen) zijn verder de enige ons bekende pijl- en speerpunten die gemaakt werden met behulp van deze techniek. Deze zijn ongeveer 12.800 tot 13.500 jaar oud. Het grote verschil tussen de Arabische en de clovis punten, is dat de groeven in Noord-Amerika een praktisch nut dienden. Hier werden alleen aan de onderkant van de punt groeven aangebracht, zodat zij met een touwtje vastgemaakt konden worden aan een pijl- of speerschacht. De Arabische punten vertonen groeven tot bijna de top van de punt. Ogenschijnlijk is dit nutteloos.
Archeologie Online is van de makers van Archeologie Magazine, meer weten over dit prachtige magazine? Klik hier!
Poging tot replicatie
Als onderdeel van het onderzoek is een expert ingeschakeld met 20 jaar, bijna dagelijkse, ervaring in steenbewerking. Men wilden aantonen hoe moeilijk het was om de groeftechniek die de oude Arabieren gebruikten meester te maken. “Hij heeft honderden pogingen gedaan om dit te leren. Het is heel moeilijk, en een pijlmaker zal een boel punten breken voordat hij leert het goed te doen,” legt een van de onderzoekers uit. “We kunnen het natuurlijk niet met zekerheid zeggen, maar we denken dat het een manier was voor een bekwame steenbewerker om iets te laten zien aan anderen. Misschien om te laten zien dat hij een goede jager is. Dat hij goed is met zijn handen. Het laat zien dat iemand goed is in wat men doet. Dit zou je sociale positie in de gemeenschap ten goede kunnen komen,” voegt hij toe.
Gezien de grote afstand, zowel in ruimte als tijd, tussen de Arabische en de Cloviscultuur, is het natuurlijk uitgesloten dat deze in contact met elkaar geweest zijn. Daarom is dit een bijzonder voorbeeld van onafhankelijke technologische ontwikkeling, zij het met andere beweegredenen.
Bron: Plos One.