Tijdens een wandeling in de buurt van de Centraal-Tsjechische plaats Kutná Hora, stuitte een vrouw op een aantal zilveren munten uit de elfde en twaalfde eeuw. De vrouw zag de munten liggen op een omgeploegde akker. Nadat archeologen het gebied met metaaldetectors hadden onderzocht, bleken er meer dan 2.150 muntstukken te liggen. Dit het de grootste muntschat maakt die ooit in Tsjechië is gevonden. De munten werden volgens experts begraven tijdens een periode van politieke onrust in de regio.

Tekst: Thomas van Roijen

Zo goed als nieuw

De schat werd ooit begraven in aardewerken kruik waarvan tijdens de opgraving alleen de onderkant nog heel was. De munten waren echter nog in een goede staat en worden momenteel schoongemaakt en geprepareerd voor verder onderzoek. De archeologen gaan ervan uit dat de munten zijn geslagen in Praag, dat 60 kilometer van Kutná Hora ligt. Behalve zilver zaten er in de munten ook kleine hoeveelheden koper, lood en andere metalen. Door de samenstelling van metalen te onderzoeken, hopen de archeologen te achterhalen waar de munten precies zijn geslagen en waar de grondstoffen zijn gewonnen.

Nadat archeologen het gebied met metaaldetectors hadden onderzocht, bleken er meer dan 2.150 muntstukken te liggen

Institute of Archaeology, Czech Academy of Sciences.

Archeologie Online is van de makers van Archeologie Magazine. Meer weten over dit prachtige magazine? JA GRAAG!

Hertogdom Bohemen

De voorlopige datering voor de vondst is het eerste kwart van de twaalfde eeuw. Hoeveel de zilverschat in die tijd exact waard was is onduidelijk, maar volgens de onderzoekers zou het een fortuin moeten zijn geweest. Aan de hand van de afbeeldingen op de munten hebben deskundigen kunnen vaststellen dat het om zilveren deniers ging. Dit was de gangbare valuta in het Hertogdom Bohemen (ca. 870 – 1198), dat grofweg het westen van het huidige Tsjechië omvatte. Op de munten staan de gelijkenissen van de drie Boheemse vorsten Vratislav I, Vratislav II en Bořivoj II uit de Přemysl-dynastie, wier regeerperiodes van 1085 tot 1107 liepen.

De onderzoekers denken dat het om een oorlogsbuit gaat of dat de munten waren bedoeld om het loon van soldaten te betalen

Institute of Archaeology, Czech Academy of Sciences.

Politieke onrust

De archeologen stellen dat de muntschat vermoedelijk in het eerste kwart van de twaalfde eeuw was begraven, toen er een hoop politieke instabiliteit was in de regio. Aan het begin van de twaalfde eeuw waren er namelijk verschillende leden van de Přemysl-dynastie die vochten om de macht over Praag. In deze roerige tijd verplaatsten er zich vaak legers van de strijdende partijen door het gebied rond Kutná Hora. De onderzoekers denken dat het om een oorlogsbuit gaat of dat de munten waren bedoeld om het loon van soldaten te betalen, maar dat ze werden begraven en vervolgens vergeten.