Het opgegraven skelet van de krijger
Stad Ingelheim (Christoph Bassler)
Graf van Merovingische krijger opgegraven in Zuidwest-Duitsland
In de Duitse deelstaat Rheinland-Pfalz is een vroegmiddeleeuws graf van een krijger opgegraven. Archeologen vermoeden dat de krijger heeft geleefd in het tijdperk van de Merovingen, een dynastie die tussen de vijfde en achtste eeuw het Frankische Rijk bestuurde. Het graf van de krijger is aangetroffen in het stadje Ingelheim am Rhein, op een steenworp afstand van de keizerpalts die in de tweede helft van de achtste eeuw werd gebouwd als onderkomen van de rondreizende Frankische – en later Duitse – vorsten. Archeologen van het Kaiserpfalz Research Center vermoeden dat de man in de zevende eeuw heeft geleefd en tussen de 30 en 40 jaar oud was toen hij stierf.
Tekst: Giuseppe Boccucci
Krijger met een enorm zwaard
Naast het skelet van de krijger zijn in het graf ook diverse wapens aangetroffen, waaronder een 93 cm lange spatha. Dit was een lang type zwaard, dat kenmerkend was voor de Romeinse ruiters tussen de derde en vijfde eeuw. Volgens de archeologen was de spatha het hoofdwapen van de krijger. Romeinse ruiters maakten gebruik van dit zwaard omdat een langer zwaard de ruiter slagvaardiger maakt. Na de val van het West-Romeinse Rijk in de vijfde eeuw bleef de spatha in gebruik in West-Europa, ook door krijgers die geen ruiters waren. Aangezien er verder geen ruiteruitrusting is aangetroffen bij het skelet, is het goed mogelijk dat de krijger geen ruiter was en te voet vocht.
Het in 1973 opgegraven ‘Zwaard van Zwammerdam’ als voorbeeld van een Romeinse spatha
Provincie Zuid-Holland, CC BY 4.0, via Wikimedia Commons
Daarnaast bevatte het graf een korter steekzwaard (seax) met een bronzen handvat, een zwaar ijzeren mes en een ijzeren speerpunt. Tenslotte is ook een ijzeren knop gevonden, die het middelpunt vormde van een houten schild dat onderdeel uitmaakte van de uitrusting van de krijger.
Vroegmiddeleeuwse begraafplaats
Archeologen van het Kaiserpfalz Research Center verrichten sinds maart dit jaar opgravingen op de vroegmiddeleeuwse begraafplaats. Volgens Christoph Bassler, het hoofd van het archeologenteam, werd de begraafplaats in Ingelheim ten tijde van de Merovingische dynastie gebruikt door bewoners van nederzettingen in de omgeving van de stad Mogontiacum (het huidige Mainz). Volgens Bassler is de begraafplaats later in de Middeleeuwen waarschijnlijk vaker geplunderd door grafrovers, maar deze rovers hebben het graf van deze krijger blijkbaar over het hoofd gezien. Een ongeschonden graf uit de vroege middeleeuwen dan ook vrij zeldzaam. De gevonden wapens waren van relatief hoge kwaliteit en laten volgens Bassler zien dat de krijger tot het meer welvarende deel van zijn gemeenschap behoord moet hebben. Tegelijkertijd behoorde hij vermoedelijk ook weer niet tot de allerrijksten, aangezien er geen luxegoederen in het graf van de krijger zijn gevonden.
De ruïne van de keizerpalts in Ingelheim
Epic Kouros, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons
Gemeenschap met gevoel voor ambacht en kunst
Andere graven die op de begraafplaats zijn aangetroffen laten zien dat de gemeenschap rondom Mogontiacum en het huidige Ingelheim in de Merovingische periode al vrij geavanceerd was op het gebied van productie. Naast de eerdergenoemde hoogwaardige wapens van de krijger zijn in andere graven resten teruggevonden van glas en textiel uit die tijd. Glas werd in die tijd – ook door het minder welvarende deel van de bevolking – gebruikt voor drinkbekers, maar ook om kralen voor sieraden mee te maken. Textiel werd in huis gesponnen en gewoven tot een uitzonderlijk geavanceerde stof.
Voorbeeld van een kralenketting die ten tijde van het Frankische Rijk werden gedragen. Deze kralen zijn ook aangetroffen in andere graven in de begraafplaats van Ingelheim
Walters Art Museum, Public domain, via Wikimedia Commons
Datering van het skelet
De archeologen vastgesteld dat de krijger afkomstig is uit de tweede helft van de Merovingische periode van het Frankische Rijk (500 - 751). Dit vermoeden werd bevestigd door de samenstelling van de gesp van de zwaardriem, die ook is aangetroffen bij het skelet. Met behulp van röntgenstraling is te zien dat deze ijzeren gesp ook dunne zilveren draden bevat, iets wat vooral is aangetroffen bij archeologische vondsten uit de zevende eeuw.
Het rondreizende Frankische hof
Na de Merovingische periode, zou Ingelheim een steeds belangrijkere rol gaan spelen in het Frankische Rijk. Het rijk werd na 768 bestuurd door Karel de Grote en zijn dynastie der Karolingen. Vanwege de omvang van het Frankische Rijk, dat het hedendaagse Frankrijk, West-Duitsland, Zwitserland, België, Nederland en Luxemburg omvatte, kon Karel het zich niet permitteren om steeds op één plek te blijven wonen. Karel de Grote had zijn grondgebied uitgeleend aan meerdere vazallen in ruil voor militaire steun bij een oorlog en belastingopbrengsten uit het gebied. Om er zeker van te zijn dat deze vazallen niet te veel hun eigen gang gingen, liet hij op meerdere plekken in zijn rijk paltsen bouwen: tijdelijke onderkomens voor de keizerlijke familie en de hele hofhouding. Dit rondreizende hof had als voordeel dat de verschillende delen van het Frankische rijk beter bestuurd konden worden door de keizer. De paltsen werden gebouwd in onder meer Aken, Nijmegen, Maagdenburg, Zürich, Worms en dus ook in Ingelheim am Rhein. Het feit dat de keizer Ingelheim als locatie koos, kan erop duiden dat deze plaats al in de Merovingische periode van regionaal belang was. De keizerpalts in Ingelheim werd vanaf ongeveer de tiende eeuw steeds minder bezocht door het koninklijk hof en begon in verval te raken. Vanaf de veertiende eeuw werd de palts niet meer bewoond en in 1689 brandde de palts af. Pas halverwege de negentiende eeuw wordt de ruïne van de palts opgegraven.
Een overzicht van de paltsen in het Frankische Rijk. De ligging van Ingelheim am Rhein is rood omcirkeld
Bamse, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons
Doodsoorzaak nog onbekend
De volgende stap in het onderzoek van de archeologen van het Kaiserpfalz Research Center is het achterhalen van de doodsoorzaak van deze krijger. Aan de positie van het skelet – met opgetrokken schouders en armen vlak langs de romp – is te zien dat de krijger begraven is in een houten grafkist. Door middel van koolstofdatering gaan de archeologen nu onderzoeken of er op de botten sporen van eventuele gevechtswonden kunnen worden.