Pottery fragments found at the Havnø kitchen midden, Northern Denmark.
Harry Robson, University of York
6.000 jaar geleden waren culinaire gewoontes ook al ingebakken
Groepen van jager-verzamelaars die tussen de 7.500 tot 6.000 jaar geleden rondom de Oostzee woonden, hadden allemaal hun eigen culinaire tradities, zo blijkt uit onderzoek van de Universiteit van York.
Een internationaal team heeft 61 vindplaatsen in het gebied rondom de Oostzee afgestruind om zo’n 500 potten met organische restanten onder de loep te nemen. Potten werden gebruikt voor het bewaren en bereiden van voedsel, variërend van zeevis, zeehond en bever tot everzwijn, beer, hert, zoetwatervis, hazelnoten en planten. Bij de analyse van de potten en organische restanten is gebruik gemaakt van radiometrische datering en moleculair onderzoek.
Wat de boer niet kent, dat vreet hij niet
De onderzoekers vonden opvallende contrasten in voedselvoorkeuren en culinaire praktijken tussen verschillende groepen jagers-verzamelaars - zelfs in gebieden met een vergelijkbare beschikbaarheid aan levensmiddelen. Het onderzoek suggereert dus dat het dieet van de eeuwenoude volkeren rondom de Oostzee niet beperkt bleef tot het voedsel dat beschikbaar was in hun directe omgeving, maar juist werd bepaald door ingebakken culturele tradities en gewoontes. Als ze zich verplaatsten, namen ze zoveel mogelijk van dat eten mee, waardoor voedsel én de kennis en tradities omtrent de bereiding daarvan, mee werden genomen en zich verspreidden.
Nomadische levensstijl
Dat lijkt erg onhandig. Harry Robson van het archeologiedepartement van de Universiteit van York en tevens een hoofdauteur van het onderzoek, begrijpt die verbazing wel: "Mensen zijn vaak verrast om te horen dat jager-verzamelaars aardewerk gebruikten om voedsel in op te slaan, te verwerken en te koken, aangezien het dragen van omslachtige keramische vaten onverenigbaar lijkt met een nomadische levensstijl.” En tóch kwam dit voor.
Zuivel is van alle tijden
Daarbij neemt dit onderzoek nog iets frappants met zich mee: in veel potten waren sporen van koemelk teruggevonden. Dat was nogal een verrassing. “De aanwezigheid van melkvetten in sommige potten was voor ons een onverwacht voorbeeld van een culinaire 'culturele fusie'”, gaat Harry Robson verder. “De ontdekking heeft implicaties voor ons begrip van de overgang van de levensstijl van de jager-verzamelaars naar de vroege landbouw en toont aan dat dit product werd geruild of misschien zelfs werd geplunderd van nabijgelegen boeren.”
De Universiteit van York heeft vervolgens nog een apart onderzoek aan het gebruik van zuivel door jagers en verzamelaars gewijd, waarbij heel Europa onder de loep is genomen. Het blijkt dat van de gevonden 6.000- jaar oude potscherven in het huidige Verenigd Koninkrijk zo’n 80% koemelksporen bevat. Wellicht omdat er vanwege een ruw klimaat in deze regio meer behoefte was aan de opname van vitamine D en vet. In het huidige Portugal en Spanje is dit percentage aanzienlijk lager, maar daar kwam de melk van geiten en schapen meer voor.
Wellicht dat eeuwenoude eetgewoontes ons iets kunnen vertellen over hoe we als mens ons hebben ontwikkeld tegen bepaalde eettoleranties, hoopt professor Oliver Craig archeologiedepartement van de Universiteit van York: “De genetische verandering die volwassenen in staat stelt lactose in melk te verteren, komt veel vaker voor bij Noordwest-Europeanen dan in hun zuidelijke tegenhangers.”