Tijdens archeologisch onderzoek worden ook sporen van virussen gevonden.
Pixabay
Archeologisch onderzoek toont aan: hedendaagse virussen hebben een lange geschiedenis
Nu het COVID-19 virus de wereld in zijn greep houdt, staat het onderzoek naar virussen, en hoe die zich verspreiden, weer volop in de belangstelling. Dat onderzoek gebeurt niet alleen in ziekenhuizen waar patiënten behandeld worden, ook archeologen komen tijdens hun onderzoeken veel te weten over virussen. Hieronder een overzicht van enkele aansprekende archeologische onderzoeken naar virussen en ziektes.
De evolutionaire geschiedenis van virussen
Archeologen vinden vaak resten van virussen terug in botten die bij opgravingen worden gevonden. Nature Magazine maakte in 2018 melding van een internationaal onderzoek naar virussen bij gewervelde dieren. Vooral in de fossielen van vissen kwamen de onderzoekers veel virussen tegen die lijken op de virussen van nu. Zo werden er resten van virussen gevonden die lijken op het influenza virus, het virus dat vandaag de dag nog altijd griep veroorzaakt.
De vondst vormde bewijs dat virussen al miljoenen jaren bestaan, waarschijnlijk sinds de eerste gewervelde dieren over onze planeet rondliepen. Sindsdien zijn virussen zich altijd blijven ontwikkelen. Dat virussen al zo lang bestaan, is volgens de archeologen een aanwijzing dat we nog lang niet alle virussen die bestaan hebben kennen en dat er ook nog behoorlijk veel virussen te ontdekken zijn.
De archeologen ontdekten daarbij trouwens ook dat lang niet al die virussen gevaarlijk zijn voor mensen. Veel virussen zijn voor mensen niet besmettelijk, en ook zijn veel van de aangetroffen sporen niet ziekmakend. Het gaat dan echt om resten van de virusssen.
Voorouders van Ebola
Maar de onderzoekers vonden niet alleen ‘voorouders’ van het influenzavirus. Er zijn zijn ook sporen van de vroege varianten van veel dodelijkere virussen, zoals bijvoorbeeld Ebola, in fossielen gevonden. Sporen zulke voorlopers van Ebola zijn bijvoorbeeld teruggevonden in fossielen van meer dan 40 miljoen jaar oud. Dat archeologen nog sporen van deze virussen konden vinden was vrij onverwachts. Retrovirussen laten sporen van hun genetisch materiaal achter in het lichaam waar ze zich in bevinden, maar deze voorlopers van Ebola zijn geen retroviussen. Dat er toch sporen van die virussen gevonden zijn, geeft een bijzonder inzicht in welk materiaal virussen kunnen achterlaten in hun gastheren en dat is weer waardevolle informatie voor virologen, die daarmee een stuk beter kunnen onderzoeken hoe virussen zich in het verleden ontwikkeld hebben.
Oorsprong van de pest
Ook de oorsprong van ziektes die veroorzaakt worden door bacteriën, zoals de pest, kan door middel van archeologisch onderzoek worden achterhaald. Zo werden er bij de vondst van een graf in Zweden sporen van de pest op de lichamen gevonden. Door de leeftijd van de lichamen kon worden vastgesteld dat de pest al voor de grote migratiestromen vanuit Eurazië naar Europa, in Europa aanwezig moet zijn geweest. Op die manier droeg een archeologische vondst dus bij aan het vraagstuk waar en wanneer de pest ontstaan is. Zulke vondsten kunnen ook weer waardevolle informatie geven over de opkomst en ondergang van dynastieën of zelfs complete beschavingen.
Risico’s van klimaatverandering
Tot slot kan archeologisch onderzoek naar virussen ook grote gevaren blootleggen. Zo werd in Siberië een 300.000 jaar oud virus gevonden en ontdooid, waarna er zelfs een amoebe mee geïnfecteerd kon worden.
Archeologen waarschuwden direct dat er dus een kans is dat oude virussen door de opwarming van de aarde weer de kop op zouden kunnen steken. Hoe groot die kans is, is echter nog niet te zeggen. Bij lage temperaturen zijn zulke virussen ongevaarlijk.