In Peruva, India, zijn Boeddhistische relikwieën uit de Satavahaanse cultuur aangetroffen op de hellingen van een heuvel nabij de Jaladurga tempel. De vondsten bestaan onder andere uit een Boeddhahoofd van 12 cm hoog en een stuk van een Bodhisattvagezicht van 9 bij 9 cm. Beide zijn vervaardigd uit speksteen.

Hoewel het Boeddhahoofd ernstig beschadigd is, is te zien dat het grote, lange oren heeft en het een ‘ushnisha’, een soort knot, op het hoofd heeft. Deze kenmerken duiden erop dat het beeld een hoofd van een Boeddha uit de 7e eeuw na Chr. is. Het stuk van het Bodhisattvagezicht bevat een stuk rechteroor, een rechteroog dat geheel intact is, een stuk van het linkeroog, een twee centimeter lange neus met brede neusvleugels en dikke lachende lippen. Deze iconische kenmerken tonen aan dat het een Bodhisattvafiguur uit de Satavahaanse cultuur (2e eeuw na Chr.) is.

Tevens zijn er twee stierenkoppen, twee hoofdloze torso’s van stieren, één stier met hoofd en een menselijk been aangetroffen. De anatomische details van de stieren zijn uitmuntend vormgegeven en bevatten veel details die ook op de Satahavaanse cultuur duiden.

Waar de relikwieën vandaan komen, is niet bekend. In de Jaladurga tempel worden de verafgode figuren tegenwoordig in Linga-vorm (de vorm van een Fallus) aanbeden. De tempel is in vroegere tijden geheel gerenoveerd. Het is mogelijk dat de gevonden beelden tijdens de renovatie zijn gedumpt op de vindplaats.

Bron: Deccan Herald