Grootschalig onderzoek N23-Westfrisiaweg
Een overzicht van de archeologie van Noord-Holland kan zeker niet voorbijgaan aan het grootschalige onderzoeksproject dat vanaf november 2014 plaatsvindt rond het dorp Hoogkarspel, in het oosten van West-Friesland. Dit onderzoek gaat vooraf aan de aanleg van de N23-Westfrisiaweg. Het te onderzoeken tracédeel (ruim 5 km lang en 25 hectare groot) doorsnijdt een voor Europese begrippen ongekend omvangrijk bewoningsgebied uit de bronstijd.
auteurs: Wouter Roessingh (ADC ArcheoProjecten / promovendus Universiteit Leiden) en Adrie Tol (Archol)
Een schat aan kennis over de bronstijd
Dit grootschalige onderzoek biedt de mogelijkheid de complexe inrichting van het toenmalige cultuurlandschap met boerenerven, akkers en grafheuvels, op een integrale wijze te bestuderen. De eerste overzichten zijn spectaculair met bijna 100 boerderijen, enkele grafstructuren en vele duizenden verkavelinggreppels. Het gebied dat nu bekend staat als West-Friesland werd voor de bronstijd gedomineerd door getijdengeulen en kreken. Vanaf de midden-bronstijd tot in de late bronstijd (ca. 1600-800 v. Chr.) zien we op heel veel plekken in oostelijk West-Friesland aanwijzingen voor bewoning. De vruchtbare gronden zijn vanaf de midden-bronstijd een stabiel en aantrekkelijk woongebied en het tracé van de N23 gaat hier dwars doorheen. De archeologen hebben op verschillende locaties binnen het tracé in totaal 8 maanden gegraven. Hierbij is een oppervlakte van 25 hectare onderzocht, dat is ongeveer de omvang van 50 voetbalvelden. Dit enorme areaal geeft gelijk aan hoe omvangrijk het in de bronstijd gecultiveerde landschap van West-Friesland is geweest. In vrijwel alle werkputten werden sporen uit de bronstijd aangetroffen.
Meer dan dertig bronstijdboerderijen bij ‘Markerwaardweg’
Het grootste aaneengesloten gebied dat werd onderzocht is de opgraving ‘Markerwaardweg’, bijna 12 hectare. Duizenden greppels domineren het sporenoverzicht en laten zien dat het terrein gedurende de midden- en late bronstijd op verschillende manieren is ingericht. Ook zijn randzones van het nederzettingsterrein onderzocht, iets wat nog zelden is gedaan in de regio. De greppels laten prachtig zien hoe de bronstijdboeren het landschap steeds opnieuw hebben ingericht. Er werden meer dan 30 boerderijen ontdekt. Deze zijn 15-20 m lang en hebben een dubbele rij dakdragende palen. Een greppel rondom elke boerderij zorgde voor een goede afwatering van de huisplaats. Niet alle boerderijen zijn gelijktijdig geweest. De studie naar overlappende structuren en het aardewerk moet de fasering in de bewoning ontrafelen waardoor we grip kunnen krijgen op verschillende ontwikkelingen in de bronstijd.
De bronsschat van de Westfrisiaweg
Begin 2015 vonden archeologen een unieke verzameling bronzen voorwerpen tijdens het archeologisch onderzoek op het tracé van de Westfrisaweg (N23), meer precies op de locatie Markerwaardweg. Het was al snel duidelijk dat het een topvondst betreft. Dat werd inmiddels ook bevestigd door deskundigen die de vondst bestudeerden en restaureerden. De vondst omvat vijftig voorwerpen die te maken hebben met opzichtig uiterlijk vertoon: drie grote versierde bronzen mantelspelden (fibulae), een grote kledingnaald, twee bronzen armbanden, een serie ringen en twee wat mysterieuze bronzen plaatjes met steeds aan één kant vijf openingen, waarschijnlijk de bronzen onderdelen van een opzichtig ‘kostuum’. Interessant is dat dit soort sieraden en kledingattributen vooral in Scandinavië voorkomen. Deze objecten werden zorgvuldig bij elkaar in de venige vulling van een bronstijdgreppel neergelegd. Dit gebeurde ongeveer tussen 900 en 800 voor Chr. De inmiddels gerestaureerde vondsten krijgen een plaats in de tentoonstellingsruimte in Huis van Hilde in Castricum. Het skeletmateriaal uit de bronstijd blijft uitstekend bewaard in de kalkrijke Westfriese grond. Op de afbeelding is het skelet van een jonge vrouw te zien, ontdekt tijdens het onderzoek van één van de grafstructuren van de opgraving ‘Houterpolder’.
Het mysterie van de West-friese bronstijdgraven
Bij de N23-opgravingen werden drie graf - structuren uit de midden-bronstijd ontdekt. Het grootschalig onderzoek van ‘Houterpolder’ leverde twee forse ronde greppels op, die waarschijnlijk een heuvellichaam hebben geflankeerd. Binnen één van de greppels werd een grafkuil gevonden met daarin het skelet van een jonge vrouw. De kleinschalige opgraving ‘Binnenwijzend’ leverde bij toeval een grafheuvel uit de bronstijd op. Ook hier werd een forse greppel rondom een nog deels intact heuvellichaam gevonden. Onder de heuvel kwamen maar liefst drie grafkuilen aan het licht, toebehorend aan twee vrouwen en een man. Ook bij de opgraving ‘Markerwaardweg’ werd een graf gevonden, alleen ontbrak hier een grafstructuur. De overledene is een man die op zijn buik (...) in de grafkuil is gelegd. Er zijn bijna 200 locaties van grafheuvels bekend in oostelijk West-Friesland en slechts enkele zijn archeologisch onderzocht. Een beperkt deel van de overledenen werd in de heuvels begraven, wat er met het grootste deel gebeurde is een mysterie. Tussen het ‘huishoudelijk afval’ van nederzettingsterreinen bevinden zich altijd wel wat menselijke resten, ook bij de N23-onderzoeken. Dit kan een aanwijzing zijn dat niet alle overledenen netjes en veilig werden begraven. Het is bijvoorbeeld niet ondenkbaar dat een groot deel van de overledenen niet werd begraven, maar in de open lucht werd opgebaard. De resten kunnen dan makkelijk verspreid raken en uiteindelijk als ‘afval’ door archeologen in nederzettingscontext worden teruggevonden.
‘Farmers of the coast’
De N23-opgravingen worden op de voet gevolgd door onderzoekers van de Universiteit Leiden (zie ook:www.bronstijdwestfriesland.nl /www.westfrisia.com). Eind 2011 is daar het door de NWO gesubsidieerde onderzoeksproject ‘Farmers of the coast’ gestart. Vier promovendi bestuderen verschillende aspecten van de Westfriese bronstijd en enkele nieuwe inzichten uit dit onderzoek worden getoetst tijdens het veldwerk. De opgravingsresultaten bieden tal van aanknopingspunten voor nieuwe discussies en zullen een belangrijke bijdrage leveren aan het beeld dat we hebben van de Westfriese bronstijdgemeenschappen.