Archeologie in spijkerschrift
RMO
Archeologie in spijkerschrift
“Ik groef op en aanschouwde het oude fundament van Eharsagil, haar tempel in Babylon, die in oude tijden tot ruïnes viel en die vorige heersers niet hadden herbouwd.” Voor de titel ‘oudste archeoloog ter wereld’ komt koning Nebukadnezar II, die rond 600 v.Chr. in het huidige Irak heerste, zeker in aanmerking. Op deze cilinder uit gebakken klei staat een aantal regels waaruit blijkt hoe belangrijk het verleden voor hem was. Deze gestempelde inscriptie, waarvan sommige in het bezit van het RMO, vormen tegenwoordig een waardevolle archeologische informatiebron.
Een koninklijke archeoloog
Nebudkadnezar was trots op zijn stamboom en op de bouwwerken van zijn voorvaders. Maar zijn eigen activiteiten prijst hij nog hoger de hemel in, met name zijn restauratiewerkzaamheden aan tempels en waterwerken. Hij blijkt een hartstochtelijk bouwer te zijn geweest, die in tegenstelling tot andere koningen zelden opschepte over militaire overwinningen. Nebukadnezar II maakte van Babylon weer een wereldstad, wat ook nog lang na hem opzien baarde. Met name door zijn gebruik van bakstenen, die langer standhielden dan de ongebakken kleitichels van zijn voorgangers, bleven zijn gebouwen goed bewaard. Op iedere baksteen stond een gestempelde inscriptie met de naam van Nebukadnezar, de bouwheer. Ook het RMO heeft enkele van zulke bakstenen.
Herbouw van een oude tempel
Een andere passage in op de cilinder toont eveneens de interesse van de koning in verloren tijden: “Op hetzelfde moment, in de tempel van LugalMaradda, mijn heer, in Marad, waarvan de stichting geen voormalige koning had gezien sinds de oudheid, zocht en vond ik de oude funderingssteen van NaramSin, mijn oude voorouder.” Nebukadnezar ontdekte dus een fundering met de naam van NaramSin, een koning die 1600 jaar eerder dan de macht was! Naast deze archeologisch gekleurde zin beslaat de tekst op deze kleicilinder vooral de bouwactiviteiten van Nebukadnezar
in het Babylonische Rijk. De tekst eindigt met de triomfantelijke aankondiging van de bouw van een tempel gewijd aan LugalMaradda, de hoofdgod van de oude stad Marad. Nebukadnezar had de tempel uit de tijd van NaramSin herbouwd en een nieuwe funderingsinscriptie geplaatst.
Het oude Marad krijgt een gezicht
Dat gegeven was nog niet bekend toen lokale bewoners op de kleine heuvel Tell Wannet esSa’adun in ZuidIrak rond 1914 in de ruïnes van een tempel zo’n dertig cilinders vonden, allemaal met dezelfde tekst, waaronder dit Leidse exemplaar. Niet alleen werd in deze teksten de oude naam van de vindplaats genoemd, Marad, maar ook andere geografische plaatsen kregen eindelijk een gezicht. Even belangrijk was de informatie dat de opgegraven tempel een veel oudere voorganger had gekend. Clandestiene opgravingen in de ruïnes van de tempel zorgden niet lang na de vondst van de cilinders voor nog een ongelooflijke verrassing. In oudere lagen werden twee funderingsinscripties uit de tijd van NaramSin gevonden. Het was het Naram Sinfunderingstablet dat koning Nebukadnezar II 2600 jaar geleden al had opgegraven, ontcijferd, en uit respect weer teruggelegd.
Vergelijkbare cilinders
Tegenwoordig liggen de dertig cilinders uit Marad in musea verspreid over de wereld en behoren ze tot de belangrijkste Mesopotamische bronnen. Via antiekhandelaren, die ze direct na de vondst van de lokale gravers hadden gekocht, kwamen ze al vroeg in de 20ste eeuw terecht in musea en privécollecties. Het Leidse exemplaar werd in 1938 aangekocht en behoort tot de belangrijkste beschreven voorwerpen in de museumcollectie.