Paushuize gebouwd op Romeins bordeel
Het Utrechtse monumentale pand ‘Paushuize’ is gebouwd op het fundament van een oud Romeins bordeel. Deze conclusie trekken archeologen na de bestudering van de resten die gevonden werden in de kelder van het pand. In de afgelopen anderhalf jaar heeft de provincie Utrecht ruim 7 miljoen euro geïnvesteerd in de restauratie van het gebouw.
Op de locatie aan de Nieuwegracht in Utrecht waar nu het Paushuize te zien is stond vroeger een Romeins bordeel. Dit concluderen onderzoekers na de vondst van een Romeinse kruik in een van de kelders van het pand. Op de scherven stonden afbeeldingen van een man en een vrouw in een erotische pose, zoals die vaker werden aangetroffen in de buurt van Romeinse bordelen. Archeologen vermoedden dat de Utrechtse Nieuwegracht vroeger net buiten de muur van een Romeins fort lag.
Paushuize
Het Paushuize werd gebouwd in 1517 in opdracht van de Utrechtse kardinaal Adriaan Floriszoon Boeyens. Nog voordat de geestelijke echter intrede kon doen in zijn pand verzochten zijn mede kardinalen hem af te reizen naar Rome. Daar werd hij uitgeroepen tot Paus Adrianus VI, de enige Paus van Nederlandse afkomst. De benoeming betekende echter dat Adrianus nooit gebruik zou kunnen maken van zijn huis, want hij overleed een jaar later te Rome. De eerste Paus die het Paushuize uiteindelijk wel zou bezoeken was Paus Johannes Paulus III in 1985.
Restauratie
Vanaf het einde van de zestiende eeuw werd het Paushuize vooral gebruikt door de provincie Utrecht, dat in 1954 ook de eigenaar van het pand werd. In de afgelopen anderhalf jaar is er veel geïnvesteerd in de restauratie van het gebouw, dat inmiddels aardig in verval was geraakt. In totaal besteedde de provincie ruim 7 miljoen euro aan het uitvoeren van archeologisch onderzoek en het herstellen van het schilderwerk. Per toeval werden er daarbij in de balzaal van het gebouw ook nog de resten van beschilderingen in de negentiende-eeuwse neo-pompiaanse stijl gevonden. Het Paushuize is hiermee nu het enige gebouw in Nederland met schilderingen uit die periode.
Bron: De Nieuwe Utrechter