Overgebleven residu van het druivenpersen, eeuwenlang bewaard gebleven in een waterput in Troyes
Véronique ZECH-MATTERNE/AASPE
Geschiedenis van Champagne achterhaald
De ontwikkeling van Champagne is slecht gedocumenteerd, lange tijd was onduidelijk hoe men precies tot de wereldberoemde wijn is gekomen. Een onderzoeksteam van het Centre national de la recherche (CNRS) en de Universiteit van Montpellier (want uiteraard is dit een Frans onderzoek) heeft nieuw licht geworpen op de ontwikkeling van de bekende Franse drank, door middel van een analyse van oude druivenpitten, die in de loop der tijd opgegraven zijn in Troyes en Reims.
Met deze analyse, gecombineerd met historische kennis over de regio, hebben de onderzoekers grofweg in kaart kunnen brengen wat voor soorten druiven men waar en wanneer gebruikte. Dit is bestudeerd voor de periode tussen de eerste en vijftiende eeuw. Hun resultaten hebben ze gepubliceerd in Scientific Reports.
Introductie van wijn
Druiven werden al rond 600 v.Chr. in de regio geïntroduceerd door Griekse kolonisten uit het westen van Anatolië, de Phocaea, toen zij de stad Massalia (Marseille) stichtten. Gedurende de eerste eeuw ontwikkelde wijnbouw zich in het zuiden van Gallië voornamelijk onder de Romeinen. De naam Champagne stamt ook af van het Latijnse Campania, een regio in het zuiden van het Italisch schiereiland. Het heuvelachtige landschap van Champagne deed hen namelijk denken aan het landschap van Campanië. Gedurende de eerste tot de derde eeuw n.Chr. verspreidde de Romeinse gecultiveerde druivensoort zich richten het noorden van Gallië.
Archeologie Online is van de makers van Archeologie Magazine, meer weten over dit prachtige magazine? Klik hier!
Sociale en klimatologische crises
De samenstelling van druivensoorten bleef in de Champagne-regio ongeveer tien eeuwen relatief stabiel, tot ca. het jaar 1000, toen wilde druivensoorten opnieuw hun intrede deden. Deze verandering in druivensoorten gaat samen met ingrijpende sociale en klimatologische veranderingen. Als gevolg van Vikinginvasies nam de macht van de Franse koning drastisch af, waardoor Frankrijk rond deze tijd een zeer gedecentraliseerde staat werd. Bovendien liet de hertog van Normandië, Willem de Veroveraar, zich in 1066 kronen tot koning van Engeland. Tussen grofweg 950 en 1250 vindt ook het Middeleeuws klimaatoptimum plaats, een periode met significant hogere temperaturen dan in voorgaande en navolgende periodes. De onderzoekers speculeren dat in tijden van crisis, men zich meer gaat richten op wilde en lokale gewassen. Zo komt men langzaam weer tot plantensoorten die beter aangepast zijn aan de leefomstandigheden van dat moment.
Kleine IJstijd
Rond 1300 deden nieuwe noordelijke druivensoorten hun intrede in de regio. Dit wordt verklaard door de Kleine IJstijd, de benaming voor een periode waarin de gemiddelde temperatuur wereldwijd weer significant lager was. Meestal wordt deze periode geplaatst tussen de zestiende en negentiende eeuw, maar sommige wetenschappers beargumenteren dat de Kleine IJstijd al rond 1300 begon. De noordelijke druivensoorten zouden beter gedijen in het koudere klimaat.
Met hun onderzoek hebben wetenschappers van de CNRS en de Universiteit van Montpellier een begin gemaakt aan het in kaart brengen van de biologische ontwikkeling van druivensoorten in de regio. Door vervolgonderzoek hopen ze ook de periode na 1500 in kaart te brengen.
Bron: Scientific Reports.
Archeologie Online is van de makers van Archeologie Magazine, meer weten over dit prachtige magazine? Klik hier!