De Plaustrum, een van de bekendste vervoermiddelen van de Romeinen
Public Domain
Hoe verplaatsten de Romeinen zich?
Hoe verplaatsten de Romeinen zich eigenlijk? Bij Romeinse vervoersmiddelen denken we tegenwoordig al snel aan strijdwagens en galeien. Verder zouden de Romeinen zich vooral te voet hebben verplaatst, flanerend met hun toga of in kolonnes marcherende legionairs. Maar klopt dit beeld wel? Wat waren eigenlijk de belangrijkste transportmiddelen in het Romeinse Rijk?
Tekst: Lode Goukens
Ik lees graag thrillers en uiteraard ook historische thrillers. De laatste twee jaar bijvoorbeeld las ik met veel plezier het bijna complete oeuvre van Michael Jecks, Steven Saylor en Lindsey Davis. Over die laatste auteur ga ik het even hebben. Vooral in haar Falco-cyclus combineerde ze onderkoelde humor, Romeinse geschiedenis en spannende misdaadverhalen op een sublieme manier. Historisch zijn haar boeken trouwens ontzettend accuraat. Als autistische archeoloog ben ik immers allergisch voor historische onjuistheden. Een fout Romeins harnas, maliënkolder of een belachelijke borstplaat verknallen steevast mijn plezier bij strips, films of boeken. Op die manier wist de scenariste van Alex Senator deze fijne stripreeks bijna ondraaglijk te maken voor me. Ook het tweede deel in de nieuwe reeks de Jeugd van Alex viel door anachronistische en Franse nationalistische onzin nog maar nauwelijks te verzoenen met de bello gallico van de middelbare school en Adrian Goldsworthy’s prachtige biografie Caesar. Toch kan ik beide stripreeksen aanraden vanwege de prachtige tekeningen, al moet je als geschiedenisfanaat soms even slikken.
Karren overdag verboden in Rome
Maar ik wou het vooral hebben over één van de grappige details die regelmatig in de romans van Davis voorkwamen. Namelijk het feit dat het overdag verboden was om met karren door Rome te rijden. Dat was iets dat ik eigenlijk al lang vergeten was, tot het in deze zeer vermakelijke thrillers opdook.
Karren versus strijdwagens
In mijn ogen (en mogelijk vele anderen) waren Romeinen een wandelend volk. Marcheren, flaneren in toga en af en toe in draagstoelen worden rond gezeuld. Ik krijg dan ook al snel visioenen van de heirbanen (de verharde Romeinse wegen), met daarop lange kolonnes marcherende legioenen. Een misvatting natuurlijk, als was het maar door de mansiones (pleisterplaatsen) en de koerierdiensten te paard.
Karren zijn niet meteen vervoersmiddelen waar je spontaan aan denkt bij de Romeinen. Een strijdwagen gek genoeg wel en dat gebruikten de Romeinen juist weer zelden of nooit. Wagenrennen uiteraard ook, maar in welke eeuwen ook alweer?
Romeinen als schippers?
Hoewel Rome bovendien (uit noodzakelijke competitie met vijandige zeevarende naties) als boerennatie in recordtempo een vloot en havens bouwde, associëren we de Romeinen toch zelden met schepen. Die concurrenten waren dus handelaars en zeerovers, want die twee activiteiten gingen steeds samen sinds de Myceense tijd. Carthagers, Pontijnen, Ciliciërs, Bythiniërs en Grieken deden immers in niks onder voor de latere Vikingen of Friezen. Vergeleken met hen waren de Romeinen (ondanks hun veroveringsdrang) nog tamelijk beschaafde hoeders van veilige wateren, met een soort pax romana.
Toch denk je bij Romeinen eerder aan rammende galleien en zelden aan vrachtschepen, binnenschepen, sloepen en schuiten. Ook dat laatste is natuurlijk onzin. De Rijn en de Limes werden bijvoorbeeld zeer druk bevaren voor Romeinse handelaars. Archeologen geloven tegenwoordig zelfs dat de marktplaatsen langs de Limes vooral bevoorraad werden via de binnenvaart en niet via de Romeinse wegen (hoewel er 53.000 Romeinse mijlen aan wegen langs de Limes liepen volgens sommige bronnen).
Romeinse binnenvaart
De Romeinen als schippers is misschien een wat vreemd beeld, maar wie een beetje grasduint in de belangrijke infrastructuurwerken moet wel concluderen dat de genialiteit achter aquaducten en waterbeheer nooit enkel en alleen tot waterleidingen, vloerverwarmingen en fonteinen kon leiden.
Romeinse sloep
R. Bénali/ Studio Atlantis, MdAa/ CG13
Plannen om bij de wederopbouw van Korinthe door Julius Caesar (de stad was eerder als straf door de Romeinen verwoest) een kanaal te trekken tussen de westelijke en oostelijke haven van de landengte aan de Peloponnesos waren Romeins. De nieuwe haven van Ostia met binnenvaart, dokken en kanalen die Claudius bouwde is dankzij de Europese Unie in 2020 één van de belangrijkste archeologische sites en Europees Cultureel Erfgoed.
In Arles aan de Rhône vond men in 2004 een binnenschip met 33 ton bouwstenen uit de steengroeve van Saint-Gabriel. Sabrina Marlier, Fabienne Médard en anderen schreven er in 2014 een speciaal nummer van Archeonautica over. Een absolute must om te lezen voor wie iets van Romeinse binnenvaart wil weten.
Het belangrijkste vervoermiddel: de kar
Naast die binnenvaart was de kar dus het belangrijkste Romeinse vervoermiddel voor goederen. Karren met houten wielen met smeedijzeren beslag, zoals het tot de uitvinding van de rubberband zou blijven. Niet die rare dingen met volle wielen uit de strips van Asterix. Maar wielen met spaken en naven. Als kind zag ik vaak zo’n kar. Op de binnenplaats van het magazijn van mijn vader en grootvader hing een oude stootkaar met twee zulke wielen tegen het plafond van de gaanderij. Die stootkar was natuurlijk uit de eerste helft van de 20ste eeuw, maar ging bijna direct terug op Romeins model (net als de houten kruiwagen trouwens).
ARCHEOLOGIE ONLINE IS VAN DE MAKERS VAN ARCHEOLOGIE MAGAZINE, MEER WETEN OVER DIT PRACHTIGE MAGAZINE? KLIK HIER!
De reden dat die karren met houten wielen met ijzeren riemen enkel ’s nachts door de straten van Romeinse steden mochten rijden was geluidsoverlast. Blijkbaar moesten Romeinen ’s nachts maar tegen gekletter en gebonk kunnen, maar overdag zou het te veel overlast geven in de dagelijkse chaos. In drukke straten was zo’n kar ook een gevaarlijk voertuig.
Door mensen en ossen voortgeduwd
De bekendste wagen was een plaustrum met twee of vier wielen. Zonder opstaande kanten of afdekking. Eigenlijk identiek aan de stootkar die mijn vader moest voortduwen met bouwmaterialen alvorens ze eind jaren 1950 een tweedehands bestelwagen kochten. De plaustrum was eveneens het vervoer van de Romeinse bouwvakkers en aannemers. Vaak denken we dat twee ossen die wagens trokken, maar archeologisch onderzoek toonde aan dat het vaak juist mensen waren die de kar duwden, zoals een stootkar. Afstand en gewicht speelde hierbij ook een belangrijke rol.
De Romeinen kenden meerdere karren. Dan was een essedum een stuk comfortabeler omdat die achter ezeltjes of paarden twee staande passagiers vervoerde in een tweewieler. Zoals een buggy. De cisium was dan weer een soort riksja. Ook voorlopers van de hedendaagse autobussen bestonden: de raeda, de carpentum en de carruca. Toch was passagiersvervoer niet de norm. De plaustrum met zijn 10 of 15 mijl per dag als wagen voor zware goederen bleef eeuwenlang het populairst. Al hadden de militairen ook een soort huifkar genaamd cursus clabularis. Hoewel de Romeinen weinig tuigage kenden en paarden dus nauwelijks inzetbaar waren voor hun karren, vonden ze wel iets onwaarschijnlijks belangrijks uit: de vering. Allicht de beste technologische verbetering qua rijcomfort tot de rubberband.
Les Voies Romaines Par La Wallonie La Voie Bavay-Trèves
Waalse Gewest
De Waalse dienst voor archeologie geeft in een mooi elektronisch boekje getiteld Les Voies Romaines Par La Wallonie La Voie Bavay-Trèves (2017) een prachtige korte uitleg over wegen en karren. Het Institut Archéologique du Luxembourg in het Musée Archéologique d’Arlon heeft enkele prachtige reliefs met afbeeldingen van Romeinse karren.
De wandelende Romein?
Hoewel het beeld van de wandelende Romeinen altijd zal blijven bestaan, wil ik bij deze duidelijk maken dat de Romeinse binnenschipper, de Romeinse vrachtvervoerder of de bouwvakker met zijn plaustrum wel degelijk economisch zeer belangrijk waren. Dat omwille van het lawaai en de verkeersongevallen (jawel) de karren enkel ’s nachts de grote Romeinse steden in mochten droeg misschien wel een tikje bij aan het beeld van een Romeinse stad zonder karren en wagens. Gelukkig bestaan mozaïeken en reliefs met plaustra. Trouwens in het hedendaagse Parijs mogen vrachtwagens de winkels ook enkel ’s nachts bevoorraden omwille van het verkeer.