Norse Robert: de inhalige koopman en de geestelijkheid
Dorestad was voor een groot deel in handen van de Utrechtse kerk. Die exploiteerde feitelijk de handelshaven en profiteerde daardoor volop van de handel die er gedreven werd. Tegelijk hadden geestelijken geen hoge pet op van kooplieden. Die dachten in hun ogen alleen maar aan geld, het slijk der aarde.
Handel en hebzucht
Volgens de geestelijken zette handel aan tot hebzucht, één van de hoofdzonden die door de kerk geformuleerd was en die het zielenheil in gevaar kon brengen. Winst maken was eigenlijk alleen geoorloofd als koopwaar een toegevoegde waarde kreeg door deze ambachtelijk te bewerken. Ook de risico’s die de koopman liep door met zijn vracht te reizen, konden in de ogen van de geestelijken een hogere prijs rechtvaardigen. Zo dacht ook de Angelsaksische geestelijke Alcuin er aan het einde van de achtste eeuw over. Volgens hem kon je maar beter aan Dorestad voorbij varen. Want daar woonde de gierige koopman Norse Robert die je geen onderdak verschafte. Anders gezegd: beschaafde lieden hadden er niets te zoeken.
Gierige koopmannen
Kooplieden waren niet alleen inhalig, ze waren ook nog eens onbetrouwbaar. De Frankische monnik Notker ‘de stotteraar’ laakte de praktijken van Friese handelaren die voor moderne korte mantels dezelfde prijs durfden te vragen als ze eerder voor langere modellen hadden gedaan. Later had de monnik Alpertus geen goed woord over voor hun collega’s in Tiel. Volgens hem woonden daar ruwe, onbetrouwbare, goddeloze, overspelige lieden die geen tucht kenden en zich nog het liefst aan gezamenlijke drinkgelagen overgaven.
De geestelijkheid
Gek eigenlijk dat deze geestelijken zo tekeergingen tegen de handel die zij zelf beheersten en waaraan zij hun rijkdom deels te danken hadden. Zij wilden niet inzien dat kooplieden nuttig voor de samenleving waren en dat ze voor hun inspanningen een passende beloning dienden te ontvangen. Misschien verklaart het de afwijzende houding van de geestelijkheid ten opzichte van kooplieden die uit verre streken kwamen en hun vreemd toeschenen.
Vreemdelingen
In Scandinavische verhalen komen we vrachtvaarders van overzee tegen, vreemdelingen die door de bevolking met wantrouwen tegemoet werden getreden. Ze werden afgeschilderd als verwaande ijdeltuiten die buitenissig gekleed gingen. Hier herkennen we een trekje dat niet vreemd is aan de moderne mens. We kunnen dan wel oordelen over de middeleeuwers, maar zelf hebben wij als het op vreemdelingen aankomt ook vaak boter op ons hoofd.
tekening Arne Zuidhoek