Het dodenboek van Qenna
RMO.
Het dodenboek van Qenna
Sinds 1835 bevindt zich in het Rijksmuseum van Oudheden het oud-Egyptische ‘dodenboek van Qenna’. Met een lengte van 17,2 meter, verdeeld over 38 individueel ingelijste vellen, is het de langste papyrusrol in de museumcollectie. In 2018 begon een groots project om de meer dan 3000 jaar oude papyrus opnieuw geheel te onderzoeken en restaureren. Inmiddels zijn 23 vellen gereed: oude restauraties, die nu tot schade hebben geleid of kunnen leiden, zijn verwijderd of vervangen, en de losse deeltjes papyrus en pigmentlagen zijn vastgezet om natuurlijke degradatie te vertragen. In de zomer van 2022 wordt de restauratie voltooid.
Het dodenboek van Qenna is in 1835 gekocht door Caspar Reuvens, de eerste directeur van het RMO, op een veiling waar een deel van de verzameling van Henry Salt werd aangeboden. Salt was in 1816-1827 een invloedrijke Britse diplomaat in het Egypte van de Ottomaanse pasja Mohammed Ali. Salt had van de pasja toestemming gekregen om Egyptische oudheden op te graven. Dat werk werd vaak door lokale agenten van Salt uitgevoerd. Het dodenboek werd gevonden in de westelijke heuvels van Luxor, het oude Thebe, in het graf van een Egyptenaar met de naam Qenna, die leefde rond 1300-1275 v. Chr. Europese verzamelaars haalden in de vroege negentiende eeuw rond Thebe systematisch graven leeg zonder hun werkzaamheden goed te documenten. De precieze locatie van het graf van Qenna is daarom onbekend. In het graf lag het dodenboek volgens Salt op een gemummificeerd lichaam, gevouwen in twaalf stukken van elk anderhalve meter.
Archeologie Online is van de makers van Archeologie Magazine. Meer weten over dit prachtige magazine? KLIK HIER!
Dodenboek
Het dodenboek van Qenna bestaat uit een geïllustreerde verzameling van beschermende spreuken die de overledene naar het hiernamaals moesten begeleiden. De titels van de naamgever, Qenna, duiden aan dat hij, net als zijn vader Tjy, een reizende handelaar was die misschien in dienst stond van een grote tempel. Het is mogelijk dat het gemummificeerde lichaam van een vrouw met de naam Katebet, nu in het British Museum, de vrouw van Qenna is. Haar lichaam is ook in Thebe gevonden door de agenten van Salt en net als Qenna leefde ze rond 1300-1275 v. Chr. Deze datering komt overeen met de stijl van de vignetten in het dodenboek en blijkt daarnaast uit een zeldzame versie van één van de spreuken (no. 151) die typisch is voor deze tijd. In deze passage wordt het hart van Qenna gewogen op de weegschaal van de godin Maät voor het dodengericht. Qenna betreedt vervolgens het Huis van Harten, waar hij zijn eigen hart uitzoekt om het terug in zijn lichaam te plaatsen.
De eerste reparatie
Reuvens reisde in 1835 zelf naar Londen om de papyrus te kopen op een veiling van Sotheby’s. Er werd flink geboden en hij moest er uiteindelijk 168 pond, omgerekend 2000 gulden, voor neerleggen, een flink bedrag voor die tijd.
De rest van dit artikel lees je in Archeologie Magazine 5. Nooit meer een editie van dit prachtige magazine missen? KLIK HIER! Of kijk op onze WEBSHOP voor losse bladen.