Slavengraf op St. Helena biedt blik op gruwelijk tijdperk
Archeologen hebben op het Zuid-Atlantische eilandje St. Helena enkele massagraven blootgelegd, waar in de negentiende eeuw honderden ‘bevrijde’ slaven in zijn begraven. De menselijke resten geven inzicht in de onmenselijke omstandigheden die aan het einde van het slaventijdperk nog altijd voorkwamen, maar tonen ook restanten van een rijke Afrikaanse cultuur.
In totaal zijn 325 lichamen gevonden, begraven in groepen met vermoedelijke familie of individueel. Slechts vijf van hen lagen in een kist: een jongvolwassene en vier dood- of pasgeboren baby’s. De overige lichamen zijn direct in ondiepe graven gelegd en haastig bedekt met aarde. De graven zijn ontdekt bij de aanleg van een nieuw vliegveld op het eiland.
Opvangkamp
St. Helena is een Brits eilandje middenin de Atlantische Oceaan, ongeveer halverwege tussen Afrika en Zuid-Amerika. Nadat Groot-Brittannië in 1807 de slavernij afschafte, is het eiland van 1840 tot 1872 gebruikt als opvangplaats voor slaven van door de Britse marine onderschepte schepen. In totaal werden er in deze periode zo’n 26.000 slaven naar het eiland gebracht.
Dat was echter nauwelijks geschikt als toevluchtsoord. Rupert’s Valley, waar de graven werden ontdekt, was een droge, schaduwloze plaats waar het altijd flink waaide. Een slechte plek voor een opvangkamp voor zulke grote aantallen. Al bij aankomst waren er veel slaven overleden. In totaal moeten er minstens 5.000 mensen begraven zijn in Rupert’s Valley.
Onderzoek geleid door Andrew Pearson van de universiteit van Bristol toont aan dat 83 procent van de lichamen van kinderen en jongvolwassenen waren. Slavenhandelaren waren immers op zoek naar werkkrachten die nog een lang leven voor de boeg hadden. Bij veel lichamen werd scheurbuik als doodsoorzaak vastgesteld, enkele vertonen sporen van geweld en twee oudere kinderen lijken te zijn doodgeschoten.
Rijke cultuur
Maar ondanks de gruwelijke toestand tonen de opgravingen meer dan simpelweg slachtoffers. De slaven waren mensen met een rijke cultuur, met een sterke etnische en persoonlijke identiteit. Dat blijkt onder andere uit de gebitten van de Afrikanen, waarvan de voortanden ingekerfd of geslepen waren. Ook zijn er veel kralen en armbanden gevonden, die de slaven ongezien mee aan boord moeten hebben gekregen.
“Studies naar slavernij gaan meestal over onvoorstelbare aantallen, werken op een onpersoonlijk niveau, en gaan zo voorbij aan de individuele slachtoffers”, zegt Pearson. “In Rupert’s Valley brengt de archeologie ons echter oog in oog met de menselijke consequenties van de slavenhandel.” Over de opgravingen is onlangs een boek verschenen, getiteld Infernal Traffic: Excavation of a Liberated African Graveyard in Rupert’s Valley, St Helena.
Bron: Science Daily