Historisch erfgoed in gevaar door nieuwe wetgeving
Bouwbedrijven moeten in hun projecten niet langer gehinderd worden door de uitgebreide wetgeving omtrent archeologisch vooronderzoek. Dat stelden onder andere de VVD en het CDA gisteren tijdens een Tweede Kamerdebat. Volgens de partijen legt de huidige regelgeving de bouwbedrijven tijdens deze economisch zware tijden veel te veel obstakels in de weg.
Op dit moment is het zo dat de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed een gebied in bescherming kan nemen als het vermoeden bestaat dat zich daar archeologische resten bevinden. Bouwbedrijven moeten in dat geval een archeologisch onderzoek laten doen, en dat kost veel tijd en geld. Het CDA-Kamerlid Van der Werf wil dan ook van een groot deel van die regelgeving af. “Niet alleen bouwprojecten lopen hierdoor jarenlange vertraging op, maar ook het inrichten van overloopgebieden tegen hoogwater duurt langer, en dat is gevaarlijk,” zo stelt zij.
Van der Werf krijgt steun van onder andere de VVD en D66, die eveneens vinden dat er in de archeologische wetgeving gesnoeid moet worden. De partijen vinden het ‘onbestaanbaar’ dat bedrijven bij meerdere instanties kosten moeten maken voordat zij aan een project kunnen beginnen. “Het archeologische enthousiasme van gemeenten kost jaarlijks zeker tien miljoen euro, laat bedrijven toch bouwen,” aldus VVD-er De Liefde.
Van der Werf stelt nu voor dat projectontwikkelaars in beroep moeten kunnen gaan als hun bouwplannen vanwege archeologische belangen vertraging oplopen. Er moet dan vervolgens binnen 6 maanden duidelijkheid komen over de bruikbaarheid van de grond.
Bron: Telegraaf