Betuwse boomkwekers vrezen voor bodemschatten
Nieuwe regelgeving ter bescherming van archeologische resten betekent mogelijk een strop voor boomkwekers uit de Betuwe. De Europese wet, die het verbiedt om zonder archeologisch vooronderzoek dieper dan 30 centimeter te graven, zal “catastrofale gevolgen hebben voor de sector”, zo beweert boomkwekerijvereniging Jan Arends.
De Europese wetgeving over de maximale verstoringsdiepte van archeologische grond bestaat al ruim tien jaar, maar wordt nu pas ingevoerd in de gemeente Neder-Betuwe. Dit onder groot protest van de lokale boomkwekers, die beweren dat het maximum van 30 centimeter hen het werk onmogelijk zou maken. „Als we een zware laanboom uit de grond willen halen, moeten we zo’n 80 centimeter diep graven”, zegt boomkweker en vicevoorzitter van de boomkwekerijvereniging Jan Arends. “Wordt de wetgeving van kracht, dan zal dit catastrofale gevolgen hebben voor de sector.”
Voor een vrijstelling van de maximumverstoringsdiepte is eerst een vooronderzoek nodig waarmee de archeologische waarde van de grond wordt bepaald. De kosten van een dergelijk onderzoek, die op kunnen lopen tot ruim 3500 euro, zijn volgens de wet voor de verstoorder van de grond, de kweker dus. In totaal zou dit in de gemeente Neder-Betuwe neerkomen op een bedrag van ruim 20 miljoen euro.
Dilemma
“Dat stelt ons voor een groot dilemma,” aldus wethouder Keuken, “als we het Europese beleid letterlijk toepassen, kunnen de boomkwekers hun werk niet meer doen. Tegelijkertijd moeten we rekening houden met het archeologisch erfgoed.” Samen met de boomkwekerijvereniging stelde hij daarom voor de bestaande boomkwekerijgrond vrij te stellen, maar dit voorstel werd geweigerd door de provincie.
Archeologen hebben al vastgesteld dat Neder-Betuwe één van de belangrijkste archeologische gebieden in Nederland is. “Nadat de Romeinen uit deze regio vertrokken, heeft het water zo’n duizend jaar vrij spel gehad. Hierdoor liggen de overblijfselen van hun nederzettingen onder een laag klei; centimeter voor centimeter afgezet door de Nederrijn”, aldus lokaal amateur-archeoloog Kobus van Ingen.
Bron: Reformatorisch Dagblad