Molenstenen, gevonden bij Rotselaar

Enkele molenstenen, gevonden bij Rotselaar

Agentschap Onroerend Erfgoed

Feodale macht leidde tot verdwijnen ambachtelijke molens

Soms vult een opgraving een hiaat op. De opgraving van een ambachtelijke zone in het Vlaams-Brabantse Rotselaar blijkt daar een mooi voorbeeld van. Lang dachten historici dat na de Romeinse tijd de watermolens, rosmolens enzovoorts tot in de late middeleeuwen verdwenen uit onze contreien. Bij een oversteekplaats van de Dijle bleek door archeologisch onderzoek dat die veronderstelling gebaseerd was op een gebrek aan kennis. De donkere middeleeuwen blijken in de Merovingische tijd veel meer continuïteit te vertonen dan gedacht. Tot adellijke machthebbers een einde maakten aan de economische vrijheid.

Tekst: Lode Goukens

Syntheseonderzoek

Het is altijd fijn om in een blog een keer een succesvol erfgoedbeleid te kunnen promoten. Sinds 2018 geeft de Vlaamse regering jaarlijks een projectsubsidie aan syntheseonderzoek van archeologische opgravingsresultaten. Syntheseonderzoek is tijdrovend, vergt langdurige interdisciplinaire samenwerking en is toch vooral veel minder spannend dan met je laarzen in de modder opmerkelijke vondsten te tonen.

Het blijft echter essentieel om inzicht te verwerven in het grotere plaatje. Daarom is SYNTAR een contextuele archeologie waar ik bijzonder liefhebber van ben. De vierde studie in de reeks “Een artisanaal kwartier van een laat-Karolingisch tot volmiddeleeuws domein te Rotselaar – Wijngaard?” staat als pdf online.

Uiteraard is het een zeer technisch document voor archeologen, al doen de auteurs hun stinkende best om met duidelijke structuur, degelijke illustraties en samenvattingen en conclusies toch enige toegankelijkheid te scheppen. Dit onderzoeksproject van het Vlaams Erfgoedcentrum (VEC), in samenwerking met de universiteiten van Leuven en Brussel, de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst WinAr, historicus Bart Minnen en de bouwheer Durabrik loont zeker de moeite om te lezen.

Voorbeeldig verplicht archeologisch onderzoek: de Wijngaard

Syntar-4 is ook een voorbeeld van het nut van archeologische onderzoeken bij verkavelingen voor bijvoorbeeld de bouw van een nieuwbouwwijk - in dit geval “de Wijngaard” te Rotselaar. Het archeologisch onderzoek begon in 2015. De archeologen van het VEC vonden de overblijfselen van 54 half ingegraven hutten met daarin onder andere maalstenen en resten van verkoolde granen, zogeheten ‘hutkommen’. Dergelijke hutkommen zijn een fenomeen dat bestond van de bronstijd tot pakweg de vroege middeleeuwen en zijn relatief zeldzaam buiten Noord-Frankrijk. De grote concentratie hutkommen in Rotselaar verbaasde de onderzoekers dan ook.

Opgravingen bij de Rotselaar Wijngaard

Een kaart van de middeleeuwse sporen bij de Rotselaar Wijngaard

Agentschap Onroerend Erfgoed

Hoewel de Romeinen al over dergelijke hutkommen bij de Germanen schreven, vermoedt men dat het hier toch om andere soorten hutkommen gaat dan die in België, Nederland en Noord-Frankrijk gevonden worden.

In zo’n hutkom vinden archeologen meestal sporen van metaalbewerking of andere ambachtelijke activiteiten. In de hutkommen te Rotselaar vonden ze vooral sporen van granen, erwten, tuinbonen en maalstenen. In de vroege middeleeuwen (7de – 10de eeuw na Christus) maalden mensen op deze site dus op grote schaal graan…

De vraagstukken

Het syntheseproject richtte zich daarom op twee grote vraagstukken. De eerste groep onderzoeksvragen focust op de site zelf: Welke gewassen hebben onze middeleeuwse voorouders er verwerkt? Waar kwamen de maalstenen vandaan? Wat was de precieze datering van deze site? Het tweede vraagstuk spitste zich meer toe op de landschappelijke omgeving en het ruimer historisch kader waarbinnen de vindplaats ontstond en actief was. En hoe kwam ze tot haar einde?

Mysterie van de vroegmiddeleeuwse economie

De economische omstandigheden tijdens de vroege middeleeuwen vormen nog steeds een onderwerp van veel speculatie. Na de Gallo-Romeinse tijd verdwenen volgens velen de villa’s (vaak aan de basis van een dorp) en het handelsnetwerk stierf uit. Steeds vaker bewijzen archeologische vondsten echter dat wel degelijk enige continuïteit bleef bestaan en niet alles verlaten werd of verlaten sites soms toch nog een bepaalde functie behielden.

In het geval van Rotselaar wist men dat in de omgeving Romeinse activiteiten plaatsvonden, waaronder zelfs een watermolen langs de Dijle. De meeste archiefstukken die op dergelijke Romeinse activiteiten wijzen, dateren echter pas van de 10de eeuw na Christus of later. Het rapport geeft wat dit betreft een mooi overzicht van die bronnen van de 10de tot 17de eeuw na Christus. Voor de periode daarvoor zijn er archeologische bronnen gevonden die dergelijke Romeinse activiteiten weergeven.

Molenstenen uit straal van ruim 500 km

Koolstofdateringen plaatsten de activiteiten tussen 670 en 990 na Christus. Dat is opmerkelijk ouder dan gebruikelijk. Een tweede opvallende conclusie was dat na analyse van de maalstenen bleek dat ze geïmporteerd werden uit een wijdverspreid gebied; van de Duitse Eiffel en de Belgische Ardennen tot het noorden van Frankrijk. De herkomst van de maalstenen was vanwege de steensoort (onder andere lavasteen met zeer ruwe vulkanische glasfragmenten) eenvoudig te bepalen. Het formaat van die maalstenen gaf ook een indicatie. Met de hand malen kan enkel als de steen niet te groot of te zwaar is. Vanaf een bepaalde afmeting (circa 52 cm diameter) is een draaistok nodig of een mechanische oplossing om de aandrijving te garanderen. In dit geval bleken vele gevonden maalstenen dus op een omvangrijke activiteit te wijzen.

Herkomst van de bij Rotselaar aangetroffen steensoorten

Herkomst van de bij Rotselaar aangetroffen steensoorten

Agentschap Onroerend Erfgoed

  

Vroege intrede van het drieslagstelsel

De granen voor menselijke consumptie zoals koren, spelt, broodgraan wezen op het malen voor derden. Er werden geen haver en andere granen voor dierlijke voeding gevonden bij de maalstenen, wat ook bijzonder lijkt en op een meer gespecialiseerde ambachtelijke dan autarkische agrarische activiteit wijst. Naast de granen vond men ook veel erwten en tuinbonen zoals de kleine duivenboon.

Niets wijst er echter op dat die peulvruchten tussen de granen groeiden; alles wijst zelfs op het toepassen van het drieslagstelsel, omdat zowel wintergraan als zomergraan gevonden werd. Het ene jaar plantte de boer zomergraan, het andere wintergraan en het derde jaar lag het land braak om uitputting van de grond tegen te gaan. Vandaar de naam drieslagstelsel. Deze nieuwe landbouwtechniek deed bij ons intrede tijdens de Frankische periode. In de 9de eeuw (Karolingische tijd) werd het drieslagstelsel algemeen gebruikt. Het Rotselaarsveld, de belangrijkste akker van Rotselaar, en het ontstaan van Rotselaar als landbouwnederzetting dateren volgens analyses pas uit de 10de eeuw. De Wijngaardsite dateert echter al van zo’n twee tot drie eeuwen eerder.

Vrije boeren of elitegroep?

De onderzoekers zaten met vragen wat betreft de molenaars op de site. Twee hypotheses wierpen zich dan op: was dit een kleine elitegroep, die profiteerde van een gunstige economische situatie ten koste van een groot deel van de bevolking? Of was het een gemeenschap met vrije boeren? Opmerkelijk is dat op de site geen bewoning gevonden werd. Geen woonhuizen enzovoorts. Het ontbreken van schriftelijke bronnen over adellijke grondbezitters, lijkt te wijzen op vrije, zelfstandige boeren die zich in groepen organiseerden. De opgraving in Rotselaar vormt dus een belangrijk puzzelstukje in de groeiende kennis van de economie binnen deze vroegmiddeleeuwse landbouwgemeenschappen.

Voortzetting Gallo-Romeinse economie?

De ambachtelijke zone in Rotselaar ligt bij één van de plaatsen waar oude Romeinse wegen liepen (langs de andere oever van de bevaarbare Dijle) en waar deze rivier overgestoken werd (de meeste van het vijftal oversteekplaatsen stroomafwaarts richting de Schelde werden trouwens ook handelscentra). Deze zeer oude gunstige ligging voor transport en handel, zou zelfs kunnen wijzen op een voortzetting van een economische bloei in Rotselaar die misschien al terugging tot de Gallo-Romeinse tijd voor de Frankische overheersing.

Eén van de markantste vondsten was dat een aantal maalstenen in Rotselaar onderdeel van een rosmolen bleek. Rosmolens duiden op kapitaalkrachtige nederzettingen. Deze door paarden aangedreven molens geraakten in verval na de Romeinse tijd. Meestal doken ze pas in de late middeleeuwen weer op. Dit hiaat lijkt nu veel kleiner te zijn geworden. Rotselaar-Wijngaard werd daarmee de oudst gekende vindplaats van middeleeuwse rosmolens in noordwest Europa.

Granen uit ruime omgeving

Ook het archeobotanisch onderzoek van het graan leverde nieuwe inzichten op. Ten eerste bleek het graan van onzuiverheden gescheiden voor verwerking. Isotopenanalyses toonden een grote diversiteit aan akkers. Dus van diverse voedingsbodems voor de planten en dus van diverse plaatsen met andere grondsamenstelling. De granen kwamen dus uit een ruime omgeving.

De auteurs spreken van een georganiseerd landbouwbedrijf waarin volgens berekeningen twaalf tot vijftien huishoudens betrokken waren. In de vroege middeleeuwen was dat genoeg om twee tot drie landbouwnederzettingen te vullen. Blijkbaar kozen die nederzettingen dus om samen een ambachtelijke activiteit op te zetten. De locatie langs de rivier de Dijle was ongetwijfeld geen toeval. Fysisch-geografisch onderzoek heeft uitgewezen dat de Dijle vanaf de laat-Romeinse tijd goed bevaarbaar was. Alle meeropbrengsten konden langs het water vervoerd en verhandeld worden. Het leverde de Wijngaardsite een behoorlijk afzetgebied op.

Feodale machtsgreep

Waarom verviel de site dan en verdween alles onder de grond? Uit historisch onderzoek blijkt dat de Wijngaardsite tot in de 10e eeuw niet behoorde tot een adellijk domein. De plaats lijkt te zijn ontstaan als het gevolg van een gemeenschappelijk initiatief van vrije lokale boeren. Maar in de loop van de 10e eeuw kwam daar verandering in. Nieuwe feodale machthebbers, waaronder de bisschop van Luik en de graaf van Leuven, kregen greep op het gebied en de opkomst van de eerste steden leidde tot een veranderend economisch klimaat. De rosmolens verdwenen, maar de plek bleef interessant voor gelijksoortige ambachtelijke activiteiten. Twee eeuwen later liet de graaf van Leuven zo’n 150 meter ten oosten van de site een kanaal graven met maar liefst 4 watermolens. Eén van deze watermolens domineert vandaag de dag nog steeds het landschap langs de oever van de Dijle.

Meer lezen
Tijdvakken
Landen