Achtertuinarcheologie

De negentiende-eeuwse "achtertuinarcheologie" is bij het grote publiek relatief onbekend, terwijl ze toch leidde tot misschien wel de belangrijkste collectie voor nationale archeologie in België.

Public Domain

Achtertuinarcheologie: de vergeten oorsprong van deze wetenschap

Recent zag ik dat aan de Universiteit Antwerpen een positie voor een doctoraatsstudent was vrijgekomen. Hierdoor overwoog ik even een heel nieuwe richting in te slaan. Het onderwerp leek zeer boeiend en sloot aan bij mijn fascinatie voor de vroege fotografie, evenals de gelijktijdige ontwikkeling van de kunstgeschiedenis, archeologie en museologie. Het zou ook financiële zekerheid bieden, wat als onderzoeker ook veel stress wegneemt. Waarom vertel ik dit? Omdat het over achtertuinarcheologie ging en ik natuurlijk wel met het onderwerp bezig blijf. Daarom vertel ik nu dan ook graag iets extra over dit fenomeen.

Tekst: Lode Goukens

De geschiedenis van archeologie is een belangrijk hoofdstuk binnen de wetenschapsgeschiedenis. En vaak spannend ook. Het is namelijk tevens de geschiedenis van parvenu’s, avonturiers, bedriegers, charlatans en romantici.  Het is de geschiedenis van incognito tochten naar het recent door Islamitische Staat verwoeste Ninive. Het is ook de periode van grote beschavingen.

Vooroordelen troef

Vooringenomenheid was de norm in de negentiende eeuw. Griekenland was het ideaal. Rome het bewijs van technisch vernuft en beschaving. Mesopotamië en Egypte waren de wiegen der beschaving. De Merovingen waren decadent en de Middeleeuwen telden alleen voor de anekdotes of nationalistische en religieuze verhalen. De oude Belgae of de Bataven waren geromantiseerde nobele wilden. Ondanks het feit dat ze genetisch en taalkundig vrijwel zeker niks te maken hebben met de huidige bevolking, symboliseerden ze destijds de nationale trots van respectievelijk de Belgen en Nederlanders. Enkel en alleen omdat ze in de Klassieke Bronnen voorkwamen.

Die vooroordelen tekenden alle wetenschappelijke disciplines. Maar zeer zeker de archeologie, waar academisch prestige enkel via prestigieuze beschavingen kon ontstaan. Uiteraard kwamen bij die prestigieuze beschavingen later onder andere de Maya’s, de Inca’s en de Azteken. Als niet-Europese beschavingen kregen ze niettemin nauwelijks meer aandacht dan de Chinezen.

Archeologisch verenigingsleven

Toch ontstond in dezelfde periode in bijna elk stadje een archeologische vereniging. Van de Cercle archéologique de Mons tot die van Namen of Doornik en zowat elke stad in Wallonië. Zelf ben ik al jaren lid van het roemrijke Institut Archéologique liégeois (IALg) in Luik. Deze verenigingen speelden een grote rol in de ontwikkeling van de lokale archeologie en leidden al snel tot stedelijke musea. Het Grand Curtius in Luik en ook het voormalige museum Groesbeeck, dat tegenwoordig Musée des Arts Anciens du Namurois - Trésor d'Oignies (TreM.a) heet. De meeste musea veranderden om de haverklap van naam, al naargelang de nieuwste mode in de stadsmarketing. Toch kenmerkten al deze musea zich door trotse giften van vondsten van de inwoners. Hun vondsten verzeilden meestal in ontoegankelijke depots.


ARCHEOLOGIE ONLINE IS VAN DE MAKERS VAN ARCHEOLOGIE MAGAZINE, MEER WETEN OVER DIT PRACHTIGE MAGAZINE? KLIK HIER!


Een mooi voorbeeld van een dergelijke fusie en naamsverandering is het MAS in Antwerpen. Dit instituut erfde diverse collecties van oudere Antwerpse musea, waaronder de collectie van de archeoloog Georges Hasse. Deze Antwerpse veearts (maar bovenal archeoloog en een verwoed verzamelaar van historische vondsten) liet zijn boeltje na aan zijn stad. De Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience bewaart een deel van zijn boekencollectie. Hij deed aan archeologie bij het graven van de havendokken in Antwerpen.

Bijna alle Waalse en Vlaamse steden kenden dergelijke genootschappen. Conform de negentiende-eeuwse tijdsgeest waren dit vaak Franstalige clubs met Franstalige publicaties. Enige competitie onderling was de archeologen natuurlijk niet vreemd. Deze burgermannen met een voorliefde voor archeologie staken hun ijver voor lokale musea dan ook nooit onder stoelen of banken. Zij geloofden nog dat hun werk tot meer kennis zou leiden en navolging, zou vinden. Misschien zelfs onsterfelijke roem? Ook Gustave Hagemans schonk zijn archief aan zijn Stad Luik. Een traditie. Zo is het Koninklijk Museum Mariemont een schenking van de industrieel en archeologiefreak Raoul Waroqué.

Zo had elke universiteit, elke stad of zelfs landelijke streek zijn pioniers op het gebied van archeologie. Vaak ook geestelijken zoals kannunik Edmond Reusens (een Belgisch archeoloog en historicus). Reusens werd in 1854 tot priester gewijd. Van 1859 tot 1896 was hij bibliothecaris van de universiteitsbibliotheek van de Katholieke Universiteit Leuven. Nog zo’n andere aparte pionier was Franz Cumont.

Roofdrukkers

Allemaal publiceerden ze artikelen, drukwerken, boeken enzovoort. Teksten die tegenwoordig zelden online te vinden zijn. Zelfs niet via Google Books, want digitale roofuitgevers verkopen die scans via Amazon en laten Google die bladen onterecht onzichtbaar maken. Vaak bestaan de verantwoordelijke archeologische verenigingen zelfs niet meer. En zelfs als ze nog bestaan kunnen ze zelfs hun eigen publicaties niet ontsluiten of roofdrukkers aanpakken. Dit als gevolg van de obstructie van Google en de lakse handhaving van intellectuele eigendom door justitie.

Een van de vele publicaties van "achtertuinarcheologen", in het Frans zoals destijds gebruikelijk was.

Een van de vele publicaties van "achtertuinarcheologen", in het Frans zoals destijds gebruikelijk was.

Public Domain

     

Dan zit er als archeoloog of liefhebber niks anders op dan in archieven en bibliotheken te duiken. Zelf koop ik al decennia in kringloopwinkels, boekenmarktjes of rommelmarkten die oude tijdschriften van archeologische genootschappen. Niet om over Grieken of Egyptenaren te lezen, maar over de rotzooi die destijds is opgegraven in België. Uiteraard vormt de Gallo-Romeinse interesse in die smoezellige oude boekjes de grootste portie, maar prehistorie en andere periodes komen ook aan bod.

Legaten verstoffen in lades of erger

De negentiende-eeuwse "achtertuinarcheologie" is ondanks die vele archieven die werden nagelaten en de vele honderden tijdschriften over het eigen territorium een duister onderzoeksgebied. Revues, Annales en Journaux bleven meestal ongelezen. Ontzettend sneu, want vaak schuilen hier prachtige zwart-wit beelden in. Die lieten deze archeologen destijds belichten en afdrukken, ondanks de toenmalige hoge kosten. Alleen al het beeldmateriaal, de nauwkeurige tekeningen in Chinese inkt lonen de moeite.

Die achtertuinarcheologie werd als fenomeen nauwelijks onderzocht. De resultaten en de vondsten dikwijls evenmin. Kasten vol. Eén van die ontzettend rijke archieven is het archief van het vroegere Koninklijk Museum voor Kunst en Geschiedenis te Brussel. Onder de naam Museum Kunst & Geschiedenis groepeerde de federale overheid in België een aantal musea waarvan de meeste in het Jubelpark in Brussel, waar ook het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) is gevestigd. Veel van die oude vondsten verdienen studie met de huidige technologie en kennis.

Spuwen op hun graf

Toch leidde al die achtertuinarcheologie misschien wel tot de belangrijkste collectie voor nationale archeologie in België. In de loop van de late negentiende en vroege twintigste eeuw speelde Belgicisme een belangrijke rol in de opkomst van de archeologie. Nu kijken wetenschappers meewarig of afkeurend naar die chauvinistische motieven. Die visie kan natuurlijk onterecht en eigenlijk zeer denigrerend zijn naar die archeologen. Nationale collecties of musea betekenen immers nog niet dat de achtertuinarcheologen fout bezig waren.

Met een politiek correcte bril kijken naar oude Afrikaanse collecties in onze musea is al zeer gevaarlijk en vaak onkies. Werk, methodologie en interpretatie van archeologen uit een tijd dat de natiestaat de normaalste zaak was, beschuldigen van vooringenomenheid (of bias zoals dat nu ook wel wordt genoemd) begint daarentegen sterk te lijken op spuwen op hun graf. Nationalisme en imperialisme nu als scheldwoorden gebruiken is gemakkelijk. Wie de vondsten en documentatie van de opgravingen van deze archeologen in handen neemt, kan vaak echter alleen maar heel diep respect voor hen hebben.

Helaas sloeg het noodlot voor een aantal van die immense archieven toe. Blueshield Belgium deed na de overstromingsramp in juli een oproep om hulp. De archeologische opslagplaatsen van de centres de conservation et d’étude (CCE) van het Agence wallonne du Patrimoine (AWaP) werden na de overstromingen leeggehaald en een groot deel van de collectie werd verhuisd naar een nieuw depot te Jambes (in de Waalse hoofdstad Namen). Het AWaP is momenteel op zoek naar vrijwilligers om alle door de overstromingen beschadigde stukken mee te helpen wassen, te drogen en te inventariseren.


ARCHEOLOGIE ONLINE IS VAN DE MAKERS VAN ARCHEOLOGIE MAGAZINE, MEER WETEN OVER DIT PRACHTIGE MAGAZINE? KLIK HIER!


Meer lezen
Tijdvakken
Landen