Kops Plateau Blog #3 Opgraven met een doel

Kops Plateau

In de vorige blog: Op pad met Holwerda, was al te lezen hoe de archeoloog Jan Hendrik Holwerda een poging ondernam om op het Kops Plateau de stad Oppidum Batavorum te vinden. Bij zijn opgravingen (1915-1921), zocht Holwerda naar een directe link tussen het gevonden archeologisch materiaal en het verhaal van de Romeinse geschiedschrijver Tacitus. In het eerste jaar van zijn opgravingen dacht de archeoloog sporen gevonden te hebben van de brandlaag uit het jaar 70 n.Chr. Volgens Holwerda verwees deze brandlaag naar de episode uit het werk Historiae van Tacitus, waarin Julius Civilis de Batavenhoofdstad in brand stak en vluchtte naar de veilige eilanden van de Betuwe. In deze blog vergroten we ons perspectief en kijken we hoe Holwerda zich verhoudt tot andere archeologen in zijn tijd.

 

De spannende negentiende eeuw

Het streven naar het vinden van direct bewijs dat duidt op de historische juistheid van een Klassiek werk was zeker niet nieuw. Toen Holwerda werd geboren in 1873, waren er al meerdere grote archeologische vondsten in Europa en daarbuiten gedaan. Archeologen als Arthur John Evans en hobby archeoloog Heinrich Schliemann zijn wereldberoemd geworden door hun archeologische vondsten op Kreta, Hisarlık (Turkije)en Mycene (Griekenland).

Explosies en dodenmaskers

Schliemann liep soms zelfs letterlijk met Homerus’ Ilias in de hand over zijn opgravingterreinen. Op de heuvel, waar volgens Schliemann het beroemde Troje lag, liet hij een sleuf dwars door de heuvel uithakken en opblazen. De archeoloog had zich echter niet beseft dat hij hierdoor meer dan zes andere historische lagen van eeuwenoude bewoning op de heuvel de vergetelheid in blies. We weten nu immers dat de stad meerdere keren opnieuw is opgebouwd doordat het gebied vaak werd geteisterd door aardbevingen. Op de Peloponnesos vond Schliemann een paar jaar later de oude archaïsche stad Mycene. In de Ilias was dit de hoofdstad van de beroemde koning Agamemnon die de stad Troje aan de rest van zijn koninkrijk wilde toevoegen.  Daar vond de archeoloog velen mooie gouden dodenmaskers waarvan de mooiste door Schliemann aan Agamemnon werd toebedeeld. Het masker werd dus direct gelieerd aan een persoon die beschreven werd in de Ilias.

Stieren en doolhoven

Op Kreta vond de Britste archeoloog Evans de resten van een oud Minoïsch paleis. Daar werden veel muurschilderingen met doolhoven en voorwerpen met stieren gevonden. Het paleis moest natuurlijk van niemand minder zijn geweest dan van koning Minos uit de Griekse mythologie. Deze koning had, volgens het mythologische verhaal, een ‘zoon’ die half man en half stier was. Deze mythische figuur werd de Minotaurus genoemd. Het wezen werd door de koning opgesloten in een doolhof zodat het niet kon ontsnappen. Het wezen had een culinaire voorkeur voor mensenvlees. De autoriteit van de klassieke werken, zoals dat van Homerus, was in die tijd dus een niet te onderschatte bron van historische werkelijkheid voor archeologen gebleken. Het was toch immers door mensen die zelf in die tijd hadden geleefd opgeschreven.

Caius Aquilius Proculus

Grootse vondsten zoals de hierboven genoemde artefacten zijn door Holwerda nooit gevonden op het Kops Plateau. Wanneer Holwerda op de resten van een grote cirkelvormige hut dacht te zijn gestuit, werd deze hut gelijk aan de Bataven hoofdman Julius Civilis toebedeeld. Uit latere opgravingen bleek dat eigenlijk om veel oudere restanten gaat uit de ijzertijd. Deze, en velen andere aannames van Holwerda, werden uiteindelijk niet overgenomen door vakgenoten en vonden ook maar weinig weerklank bij het grotere publiek. Jaren na de dood van Holwerda, tijdens de opgravingen die op het Plateau werden uitgevoerd tussen 1986 en 1995, vonden archeologen in een kelder een verzilverde bronzen schijf. Op de schijf  stond de volgende tekst: C.AQVILLI / PROCVLI / >LEG.VIII / AVG. Uit deze tekst kan worden opgemaakt dat de schijf het bezit was van de centurion Aquillius Proculus van het Achtste Legioen Augusta. Volgens sommige historici betreft het hier dezelfde Aquillius die, zoals Tacitus vermeldt, in het begin van de opstand een kleine tegenaanval leidde tegen de Bataven en hun bondgenoten. Wat er daarna of tijdens de strijd met de oude ijzervreter Aquillius is gebeurd, is niet meer te achterhalen. Wel weten we dat hij niet meer instaat is geweest zijn waardevolle bezit weer op te halen op het Kops Plateau.

Een unicum

Door deze vondst van de schijf van Aquillius heeft men hier te maken met een unicum. Namelijk met het zeldzame voorval dat een persoon uit een historische tekst, uit de Oudheid zelf, direct gekoppeld kan worden aan een archeologische vondst. Iets waar archeologen uit de negentiende eeuw en onze inmiddels bekende vroeg twintigste-eeuwse archeoloog Holwerda van droomden. Nu weten we dat het op het Kops Plateau waarschijnlijk om een Romeinse commandopost gaat voor de militaire operaties in het laatste decennium voor onze jaartelling. Hopelijk had de oude archeoloog Holwerda zich ook in dit nieuwe spannende verhaal van het Kops Plateau kunnen vinden. Een verhaal waar de Bataafse Opstand nog steeds een belangrijke rol speelt, ook al is het in een ietwat andere hoedanigheid.

Emiel van der Laan

Masterstudent aan de Radboud Universiteit Nijmegen

Herkomst gebruikte afbeeldingen:

- Tondo Minotaur London E4 MAN.jpg (From Wikimedia Commons, the free media repository)
- 594px-MaskeAgamemnon-MOD.jpg (From Wikimedia Commons, the free media repository)
- C Aquilus Proculus.jpg (From Wikimedia Commons, the free media repository)

Meer lezen