The Yellow Kid, een van de eerste echte striphelden in de New York Journal
New York Journal van 31 oktober 1897..
Stripmuseum koestert erfgoedsporen
Het hart van Brussel is een ware oase van fascinerende bouwwerken en andere monumenten die herinneren aan verschillende tijdperken uit de rijke geschiedenis van de stad. Het aantreffen van kleurrijke stripfiguren tegen de achtergrond van dat overwegend zwart-grijs-witte decor werkt als een onverwacht glas sprankelende frisdrank op een
snikhete dag. Zo’n ervaring is in Brussel geen unicum gelet op de vele stripfiguren die op allerlei muren in de stad zijn geschilderd. Al wandelend vanuit het Centraal Station van Brussel in noordwaartse richting, langs de kathedraal en verder over de Boulevard de Berlaimont, kun je linksaf in een van de oudste wijken van de stad die ervaring op meerdere plaatsen opdoen. Zeker als je in de Zandstraat komt en daar in een bouwwerk uit vroegere tijden het Stripmuseum betreedt. In dit museum treffen we Willem De Graeve, de piepjong ogende en goedlachse directeur die zo uit een van zijn strips ontsnapt lijkt te zijn. In deze oude en tegelijk jonge, sprankelende omgeving leidt hij ons op gedreven wijze rond. Zijn museum zal zeker ook op onze voorliefde voor sporen van het verleden kunnen inspelen, zo blijkt.
Groei van het beeldverhaal
Allereerst voert hij ons door de vaste collectie van het museum, waarin de geschiedenis van het stripverhaal valt te beleven. ‘Anders dan vele bezoekers aanvankelijk denken, zijn stripverhalen helemaal niet zo nieuw. De traditie om verhalen door middel van beelden te vertellen is al oud en heeft zich ook wereldwijd ontwikkeld. Al in de prehistorie, waarin de mens lezen noch schrijven kon, werden getekende beelden gebruikt om zich uit te drukken, te vertellen, goden te vereren en dergelijke. Rotstekeningen en muurschilderingen geven daar blijk van. Ook in latere culturen werden aantallen beelden gezamenlijk gebruikt om verhalen te vertellen, denk aan hiërogliefen en afbeeldingen bijvoorbeeld in het oude Egypte, Griekse vazen, Romeinse mozaïeken, hiërogliefen en schilderingen van Maya’s, afbeeldingen op muren in middeleeuwse kerken en in manuscripten. Wat de Middeleeuwen betreft is ook de Bijbel van Harding een mooi voorbeeld van een beeldverhaal. Deze liturgische bijbel uit 1109 lijkt zelfs op een modern stripverhaal’.
‘Met de komst van de boekdrukkunst’, vervolgt hij, ‘kunnen illustratoren hun werken een oneindig aantal keren reproduceren en verspreiden bij een veel ruimer publiek. En met de opkomst van de prent- en etskunst kunnen kunstenaars zich ontwikkelen tot vertellers van verhalen opgebouwd uit een opeenvolging van gravures en prenten. Gedrukte media zoals kranten maakten het mogelijk dergelijke verhalen met getekende beelden te presenteren aan een groter publiek. Medio 19e eeuw, bij hun opkomst als massamedium, ontdekten kranten het beeldverhaal ook als middel om hun lezers te werven en vast te houden, waarmee het stripverhaal – een mix van tekening en tekst - wordt geboren. Een van de eerste echte striphelden is The Yellow Kid, een kaalkoppig ventje dat via teksten op zijn nachtjapon spreekt en dat in een stripreeks voor het eerst in een New Yorkse krant eind 19e eeuw verscheen. In het begin van de 20e eeuw publiceerden de Amerikaanse kranten de zogenaamde zondagbijlagen waarin een aantal verschillende typen strips en verhalen werden gecombineerd. Geleidelijk aan groeit de strip als mix van tekening en tekst ook als kunstvorm uit. Onze vaste collectie toont verschillende voorbeelden van deze ontwikkelingsgang’. De permanente collectie omvat nog andere interessante secties. Zo worden in de sectie ‘de kunst van het stripverhaal’ mede aan de hand van originele documenten de verschillende etappes belicht in het vervaardigen van het stripverhaal, variërend van scenario’s, ruwe teksten en dergelijke tot en met de totstandkoming van het eindproduct in de vorm van stripverhalen, stripboeken, en de overgang naar digitale verwerking en opslag.
Historische strips
Een andere sectie belicht verschillende genres van stripverhalen, waaronder humoristische, realistische, educatieve verhalen, fantasy, beeldromans, autobiografische stripverhalen. Adjunct-directrice Tine Anthoni van het museum attendeert ons in het bijzonder op het genre van de historische stripboeken. Daarbij moeten we niet meteen denken aan
meer humoristisch-historische stripboeken zoals die over Asterix en Obelix, maar aan meer realistische albums waarin bijvoorbeeld ingrijpende gebeurtenissen zoals oorlogen van diverse zijden worden belicht. Zo leidde en leidt de Eerste Wereldoorlog in België tot een uitgebreide stripproductie. Anthoni: ‘Daarin zijn verschillende aspecten van de Grote Oorlog te ontdekken, maar het zijn meestal geen directe historische bronnen. Het zijn kunstwerken, vormgegeven door kunstenaars, vaak jaren later of honderden kilometers verwijderd van de gebeurtenissen. Elke kunstenaar legt zijn eigen accenten, wordt door bepaalde aspecten of gebeurtenissen het meest geraakt, identificeert zich - of niet - met bepaalde personen. We krijgen dus altijd een persoonlijke visie te zien en te lezen, getekend door de reactie van de auteur. Toch kun je er vaak nog wel het een en ander over die oorlog door leren’.
Tijdelijke tentoonstellingen
Niet alleen door de vaste collecties worden stripfanaten van over de hele wereld tot het museum aangetrokken. Maar ook de tijdelijke tentoonstellingen, die het museum liefst vier keer per jaar organiseert, zijn attractief. Die tijdelijke exposities kunnen gewijd zijn aan een kunstenaar, een stroming, een thema of aan een van de talrijke striphelden. Momenteel is zo’n tijdelijke tentoonstelling ingericht als een ludiek eerbetoon aan de auteurs van de avonturen van de beroemde Galliërs Asterix en Obelix en meer in het bijzonder aan Asterix en de Belgen, het laatste album van dit geniale duo René Goscinny en Albert Uderzo. Naast aandacht voor het talent van het duo wordt in de expositie stilgestaan bij thema’s die in het album aan de orde komen, zoals het Belgische Gallië, helden en beroemdheden, taal, cultuur en gastronomie.
Art Nouveau
Het Stripmuseum is ondergebracht in een meesterwerk van Art Nouveau van de hand van Victor Horta. De Graeve: ‘Dit bouwwerk uit 1906 werd door hem ontworpen voor de warenhuizen van Charles Waucquez, groothandelaar in stoffen. De Waucquez warenhuizen functioneerden als een promotie- en distributieruimte voor de textielhandel. In 1970 vertrokken deze warenhuizen uit het gebouw en raakte het in verval. In de daaropvolgende jaren wist architect Jean Delhaye, een vroegere medewerker van Horta, aandacht te krijgen voor dit vergeten meesterwerk in verval. In 1975 werd het gelukkig als monument geklasseerd, maar over een bestemming hiervoor werd nog jaren gediscussieerd. Uiteindelijk kwam het in 1985 in handen van de Federale Staat met de bedoeling er een Belgisch Stripcentrum in onder te brengen. Na een grondige renovatie - het gebouw had erg geleden onder de jarenlange leegstand – werd het in 1989 voor het publiek geopend’.
Vanaf die tijd fungeert het Belgisch Stripcentrum hier als een promotiecentrum voor het stripverhaal, met een tentoonstellingsruimte en een documentatiecentrum. Daardoor is het gebouw behouden gebleven als een meesterwerk van Art Nouveau. De voorgevel heeft de allures van een barok paleis. Binnen ondersteunt een stalen skelet een grote hal met daar omheen de oorspronkelijke verkoopruimten en tegenover de ingang een grote centrale lantaarn, met daarachter een monumentale stenen trap. De vloer is bedekt met een mozaïek. Het dak, dat bijna volledig uit glas bestaat, en de centrale lichtput zorgen ervoor dat het daglicht door heel het gebouw verspreid wordt. In dit fraaie staaltje van architectuur waakt het Stripcentrum over het steeds meer uitdijende Belgische striperfgoed. De bibliotheek telt waarschijnlijk het grootste aantal stripgerelateerde titels ter wereld. Het depot bevat ruim 8.000 originele platen en tekeningen, waaronder ook persoonlijke archieven van verschillende stripauteurs. Willem De Graeve laat ons tevens zien hoe alle werken die het museum zijn toevertrouwd via een A2 scanner worden gedigitaliseerd. Het striperfgoed en het architectonisch meesterwerk zijn hier in goede handen.