Rivalen in het Beloofde Land
Uitgeverij Omniboek
Rivalen in het beloofde land – Jan-Auwke Diepenhorst
De spanningen tussen Israël en de Palestijnen zijn bijna dagelijks in het nieuws. Deze spanningen staan niet op zichzelf maar zijn geworteld in het verleden. Aan de hand van de levens van acht Joodse en Palestijnse hoofdrolspelers beschrijft Jan-Auwke Diepenhorst de geschiedenis van de thematiek vanaf de oudheid tot het heden. Hij gaat in op de Jodenvervolging, hoe dit leidde tot het zionisme, en de verdrijving van de Palestijnen, maar richt zich ook op de gemeenschappelijke geschiedenis van de rivaliserende groepen. Diepenhorst bekijkt het conflict van beide kanten en pleit voor begrip van en voor beide partijen. Alleen zo is een leven in een gedeeld ‘beloofd land’ mogelijk.
Een leesfragment
In november 1945 begonnen in Neurenberg de strafprocessen tegen de kopstukken van nazi-Duitsland. Zionistische groepen probeerden de moefti voor het gerecht te brengen. Het Joods Agentschap stuurde in 1946 documenten die een rechtszaak moesten rechtvaardigen. Het ging hierbij om brieven van Amin uit 1943 en 1944, veelal in concept en niet ondertekend, waarin geprobeerd werd te voorkomen dat Duitsers in Palestina geruild zouden worden met Joden uit Duits gebied. In een brief van 13 mei 1943 aan de minister van Buitenlandse Zaken in Duitsland verzette Amin zich tegen het overbrengen van vierduizend Joodse kinderen en vijfhonderd volwassenen naar Palestina. Op 28 juni 1943 schreef Amin de Roemeense minister van Buitenlandse Zaken over het overbrengen van 1800 joodse kinderen en 200 volwassenen van Roemenië naar Palestina.
Diezelfde dag schreef hij een vergelijkbare brief aan de minister van Hongarije over negenhonderd joodse kinderen en honderd volwassenen. In deze laatste brief gaf hij aan dat wanneer het nodig was Joden uit Hongarije te verwijderen, ze het beste naar een plek konden worden gestuurd waar toezicht was, bijvoorbeeld Polen. Hij doelde ongetwijfeld op de concentratiekampen. Hij kreeg een ontvangstbevestiging van deze brieven maar er werd niets toegezegd. In een brief van 25 juli 1944 aan minister van Buitenlandse Zaken Von Ribbentrop klaagde de moefti erover dat er Joden waren uitgewisseld en hij herinnerde hem aan de verklaring van november 1943 waarin beloofd werd geen Joods Nationaal Tehuis toe te staan en mee te doen aan de strijd tegen het wereldjodendom.
Het materiaal dat in februari 1946 aan de Britten was gestuurd, bevatte twee andere documenten. Het ene was een verklaring van de Joodse leider van een reddingcommissie in Boedapest, Rudolf Kasztner, waarin een quote was opgenomen van Adolf Eichmann als reactie op een verzoek voor emigratie van Hongaarse Joden naar Palestina: ‘Ik ben een persoonlijke vriend van de moefti en we hebben hem beloofd geen Europese Joden meer naar Palestina te laten gaan.’ Doorzending naar een ander land was akkoord. Elders wordt ernstig betwist of de moefti wel contacten had met Eichmann, en dat hij Auschwitz zou hebben bezocht, wordt ook betwijfeld. Kasztner citeerde een collega van Eichmann, Dieter Wisliceny, die zou hebben gezegd dat de moefti volgens hem een rol had gespeeld in het besluit van de Duitse regering de Europese Joden uit te roeien.
Cover Rivalen in het Beloofde Land
Uitgeverij Omniboek