De deels gerestaureerde oud-Griekse Tempel voor Hera in Selinunte, Sicilië.
AdiJapan, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons.
Magna Graecia: Griekse kolonisten in Zuid-Italië
Sicilië en het vasteland van Zuid-Italië zijn er mee bezaaid: ruïnes uit de tijd van de oude Grieken. Een voorbeeld hiervan is de beroemde Valle dei Templi (Vallei van de Tempels) bij de Siciliaanse stad Agrigento. Deze ruïnes zijn overblijfselen van de Magna Graecia. Dit was een verzameling van oud-Griekse kustkolonies die ongeveer 2.800 jaar geleden werden gesticht aan de kust van Zuid-Italië. De Griekse staatjes hebben ruim 500 jaar bestaan, maar de gevolgen van hun aanwezigheid waren eeuwen later nog te bekennen.
Van Griekse landbouwkolonies tot onafhankelijke dictaturen
De eerste Griekse kolonisten vestigden zich rond 770 v.Chr. op het eilandje dat tegenwoordig de naam Ischia draagt, gelegen in de Golf van Napels. Ongeveer twintig jaar later werd vanuit Ischia de eerste landbouwkolonie op het Zuid-Italiaanse vasteland gesticht: Kyme (Cumae). Vanuit deze uitvalsbasis werden diverse andere kolonies in zowel Zuid-Italië als op Sicilië gesticht en ontstond er al gauw een heel netwerk van kolonies: oftewel Magna Graecia, wat Groot-Griekenland betekent in het Latijn.
De kolonies in Zuid-Italië vormden net als de (stad)staten van het oude Griekenland echter geen politieke eenheid. Het waren in feite losse staatjes die werden gesticht door kolonisten uit oud-Griekse steden. De kolonisten in Zuid-Italië exporteerden handelsgoederen naar de metropolis (de ‘moederstad’ in Griekenland) waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen. Een metropolis had echter geen politieke macht over een kolonie in Italië.
Kaart van de Magna Graecia vóór de vijfde eeuw v.Chr. De kleuren geven ook de afkomst aan van de Griekse kolonisten die zich er vestigden.
Publiek domein, via Wikimedia Commons.
Archeologie Online is van de makers van Archeologie Magazine. Meer weten over dit prachtige magazine? JA GRAAG!
Tegen de zesde eeuw voor Christus ging het economisch zo goed met de kolonies dat ze steeds zelfstandiger gingen functioneren. De kolonies gingen zich steeds meer bezighouden met handeldrijven. Naast de al bestaande handel met de metropolis dreven de kolonies handel met de stad Carthago in het huidige Tunesië en de Etrusken in Midden-Italië.
Deze handel zorgde in de zesde eeuw voor een opkomende klasse van handelslieden. Deze kwam in diverse stadstaten in de Magna Graecia in opstand tegen de oude bestuurlijke elite. Er ontstond een bestuurlijke crisis die ertoe leidde dat de Magna Graecia voortaan werd bestuurd door wrede alleenheersers: tirannen. Deze tirannen hadden vaak veel meer macht dan hun ambtsgenoten in Griekenland, maar wisten wel voor een veilige en welvarende leefomgeving te zorgen.
Sicilië als zwaartepunt van de Griekse wereld
De Griekse kolonisten stuitten bij hun kolonisatie van de Zuid-Italiaanse kust ook op verzet van de oorspronkelijke bewoners van Italië. Om die reden waren de kolonies van Groot-Griekenland vooral beperkt tot de kuststreken en zijn de kolonisten niet verder landinwaarts getrokken.
Daarnaast stuitten de Grieken ook op de expansiedrift van de Carthagers en Etrusken. Om stand te houden tegen deze dreiging zagen de Siciliaanse stadstaten zich genoodzaakt om hun grondgebied eveneens uit te breiden. Er ontstond een bondgenootschap tussen de tirannen Gelo van Syracuse en Theron van Akragas (Agrigento). De staten Syracuse en Akragas wisten de andere Griekse stadstaten te onderwerpen en een groot deel van Sicilië te bezetten. De Carthagers in het westen van Sicilië hadden nog wel een eigen staatje, maar was duidelijk ondergeschikt aan de alliantie van Syracuse en Akragas.
Syracuse wist daarnaast ook een deel van de Griekse kolonies op het Italiaanse vasteland te onderwerpen na oorlogen tegen de Etrusken. Het bondgenootschap tussen Gelo en Theron werd zo machtig dat het politieke zwaartepunt van de Griekse wereld verschoof van Athene en Sparta naar Syracuse en Akragas.
De Vallei der Tempels in de buurt van Agrigento, het voormalige Akragas.
Dansita, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons.
De vijfde eeuw voor Christus was dan ook het hoogtepunt van de Griekse cultuur in Zuid-Italië. Dit is terug te zien aan de vele tempels die destijds zijn opgericht. Hiervan getuigen de ruïnes van de vele tempelcomplexen die zijn opgegraven. Dat de Grieken onderling geen eenheid vormden was ook terug te zien aan deze opgravingen. De kolonisten pasten in hun steden namelijk de architectuur toe die dominant was in hun Griekse regio. Zo waren Akragas en Syracuse oorspronkelijk gesticht door Dorische Grieken. Aangezien deze twee stadstaten uiteindelijk een groot deel van de Magna Graecia in handen hadden, is een aanzienlijk deel van de tempels die in Italië zijn aangetroffen gebouwd in de Dorische stijl.
De deels gerestaureerde Tempel voor Athena in Paestum, gelegen in de buurt van Salerno.
Pascal Ohlmann, via Pixabay.
De Dorische Grieken komen oorspronkelijk uit Sparta, van Kreta en diverse zuidelijke Egeïsche eilanden. De Dorische Grieken kwamen in de Magna Graecia geregeld in conflict met de Ionische Grieken, die oorspronkelijk afkomstig waren van de westkust van het huidige Turkije. Deze conflicten deden de Magna Graecia uiteindelijk de das om.
De oprukkende Romeinen en het einde van de Magna Graecia
De Grieken wisten zich in de loop der eeuwen staande te houden tegen de oorspronkelijke bevolking van Italië. Vanuit Midden-Italië kwam er echter een grotere dreiging op. Aan het begin van de derde eeuw voor Christus rukten de Romeinen namelijk op richting het zuiden. De Griekse gebieden op het Italiaanse schiereiland kwamen al vrij snel in Romeinse handen. Met de Romeinse verovering van Tarente in 272 v.Chr. kwam er een einde aan de onafhankelijkheid van de Grieken op het Italiaanse vasteland.
Op Sicilië maakten de Romeinen gebruik van de verdeeldheid tussen de Ionische en Dorische Grieken en het feit dat Carthago nog altijd aanwezig was in het westen van het eiland. Rome en Carthago waren in de derde en tweede eeuw v.Chr. verwikkeld in een lange reeks oorlogen, waarbij een deel van de onderling verdeelde Griekse stadstaten de kant van Carthago kozen. Dit zorgde voor een Romeinse invasie van Sicilië. Tiran Hieron II van Syracuse wist met slimme diplomatiek een kwart van het eiland in handen te houden. Tegelijkertijd had Rome drie gevoelige nederlagen geleden tegen Carthago. Na de dood van Hieron II in 214 v.Chr. keerde Syracuse zich daarom tegen Rome en zocht toenadering bij Carthago. Dit moest Syracuse bekopen met een invasie door de Romeinen. Hiermee kwam er in 212 v.Chr. officieel een einde aan de Magna Graecia.
De Romeinen hadden de Magna Graecia weliswaar veroverd, maar de Griekse aanwezigheid in Zuid-Italië heeft de Romeinse cultuur op zijn beurt sterk beïnvloed. Na de Romeinse verovering zijn de Grieken namelijk in Zuid-Italië gebleven. De Romeinen hadden de Griekse samenleving die ze in Zuid-Italië aantroffen opgenomen in hun eigen cultuur, die zich uiteindelijk op haar beurtdoor een groot deel van Europa verspreidde. Indirect heeft de Magna Graecia dus grote gevolgen gehad voor de rest van de klassieke oudheid.