Grot van Han-sur-Lesse - Meer dan stalactieten en stalagmieten
De ‘Grot van Han-sur-Lesse’ nabij Rochefort in de Belgische Ardennen staat bekend als één van de grootste grottencomplexen in Europa. Ze verrassen met betoverende landschappen; een wisselwerking tussen het water van de Lesse en het bijzondere ritme van stalactieten en stalagmieten. Feit is dat grotten in het algemeen en zeker de Grot van Han ‘steeds’ mensen aangetrokken heeft. De eerste sporen dateren van liefst negen millennia geleden.
De grot van Han–sur- Lesse is het resultaat van de ondergrondse loop van de rivier de Lesse door het kalksteen massief van Boine. Het is de rivier die het landschap vormde en het labyrint van de Grot van Han uitkerfde. De eerste schriftelijke vermelding van het bestaan van de Grot dateert uit de 16e eeuw, lezen we in het interessante werk ‘La Grotte de Han, au fil des siècles…’ van Michel Timperman, huidige conservator van het museum ‘Prehistohan’ en onze gids ter plekke. Archeologische opgravingen
Fascinatie
Eeuwenlang probeerden onderzoekers de mysteries van het ondergrondse labyrint in de grot te ontrafelen. Waar de Grot van Han in het begin van de 19e eeuw een spelonk was van vijfhonderd meter, spreken we nu over een netwerk van zalen en galerijen van zeventien kilometer. Een meer dan honderd jarige tram brengt jaarlijks een driehonderdduizend toeristen naar het twee kilometer toegankelijke netwerk. Goed voor het bezoeken van ongeveer 11 zalen en galerijen met klinkende namen. In 1817 vindt de eerste doortocht plaats van het gehele massief van Trou de Han (nu uitgang) tot Trou d’Enfaule (nu ingang). Het was een belangrijke doorbraak voor verdere exploratie van de grotten en voor de toeristische ontwikkeling. Vandaar dat dit tweehonderdjarig heuglijk feit volgend jaar hoog op de agenda van de Grot van Han zal staan. Onder andere het in kaart brengen van de zalen en galerijen lag aan de basis voor het verder exploreren van de Grot en voor nieuwe ontdekkingen. Een studie in 1822 geeft een goed overzicht van wat er op dat moment aan het bezoeken van de grot mogelijk is. Zes jaar later, in 1828, verschijnt er de eerste handleiding voor de bezoekers. Voor de details lezen we in het werk van Timperman dat men de dames aanraadt korte rokken en laarzen te dragen. Het hoofd bedekken ze het best met een muts. Het dragen van handschoenen en zich van een wandelstok voorzien, blijkt handig. Geadviseerd wordt verder zich te voorzien van lucifers, kaarsen, een fles wijn en brood. Om een goed beeld van de omvang van de grot en de verscheidenheid in de zalen te verkrijgen, raadt men een bezoek van ten minste zes uur aan. In 1857 worden de zalen door gaslampen verlicht. Maar de meest belangrijke vernieuwing in die tijd is dat er voor de eerste keer richtlijnen voor de bezoekers opgemaakt worden over de route die gevolgd dient te worden. In feite werd de in-en uitgang zoals ze nu bestaat in deze periode vastgelegd. In 1897 worden de zalen in de Grot elektrisch verlicht. Nu doet Ledverlichting de Grot stralen. Na de eerste onderzoekspogingen in 1818 heeft de ondergrondse rivier de Lesse, bijna 170 jaar later, al heel wat van haar mysteries prijsgegeven. Wat de Grot van Han op zich betreft, blijven er nog vele open vragen.
Vondsten
Gewapend met het nodige licht betreden we de grot langs de uitgang, de Trou de Han. Diep hoeven we niet te gaan om het licht te laten schijnen op sporen van houtskool en niet ver uit de buurt, boven onze hoofden op een zwarte vlek van een brandende toorts, zo lijkt. Het zijn enkele bewijzen van het gebruik van de grot door mensen. ‘De sporen gaan ongeveer 9000 jaar terug’, vertelt Timperman. ‘De eerste archeologische opgravingen in de grot vonden in 1902 plaats. Ze kwamen er na een toevallige ontdekking van een bewerkt gewei door Edouard de Pierpont aan de Trou de Han, de uitgang dus. Het zou hem verder op weg zetten naar verschillende plaatsen en niveaus. Hij stootte er op resten van menselijke aanwezigheid van het stenen tijdperk tot de Romeinse tijd’. Toen dan ook nog in 1959 Paul Cornet, de technicus van de grot, de aanwezigheid van beenderen en fragmenten van aardewerk boven het talud van klei langs de onderaardse Lesse in de omgeving van de Trou de Han ontdekte en er de duiker- speleoloog Marc Jasinski bij riep, was het hek van de dam. Overblijfselen van de late bronstijd tot de moderne tijden zagen het daglicht. In 1963 begon men systematisch op te graven. Onder leiding van Marc Jasinski en later van Albert Henin, conservator van het Museum van de Onderaardse Wereld dat in 1969 werd ingehuldigd, werden honderden voorwerpen blootgelegd. Vijftig jaar later zijn de archeologische opgravingen nog steeds aan de gang onder leiding van het Centre de Recherches Archéologiques Fluviales (C.R.A.F.) Het intensief zoeken naar voorwerpen werd in de vroege jaren negentig stopgezet. Nog steeds is het C.R.A.F. betrokken bij de Grot Han-sur-Lesse in samenwerking met de Openbare Dienst van de Archeologie van het Ministerie van Wallonië en met de steun van de NV Grotten van Han en van Rochefort.
Duiken in het verleden
‘De best vertegenwoordigde periode in de totale vondstenverzameling is de late bronstijd, (1000-800 v.Chr.)’, vertelt Timperman, terwijl we de grot achter ons laten. ‘Opmerkelijk was de manier hoe de voorwerpen gegroepeerd gevonden werden, alsof ze opgeslagen waren… Over de ware aard van deze opslag wordt nog steeds gediscussieerd’, vertelt hij. ‘Diende de grot als opslagplaats, of als toevluchtsoord of als een rituele plek, of een cultplek naar een andere wereld?’ Om de koude van de grot een beetje uit ons lijf en leden te halen, drinken we een kop koffie op het terras van het restaurant ‘Le Pavillon’ nabij de Trou de Han. De zon schijnt volop. En misschien was dit wel de reden waarom onze voorouders deze plek uitkozen, vraag ik hem. In 1961 schreef M.E. Mariën, toen assistant conservator van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, in een monografie gepubliceerd door de asbl ‘Ardenne et Gaume’, dat de toegang tot de vijf meter hoge en zeven meter brede Galerie de la Grande Fontaine, vlak aan de Trou de Han, aan de kant van de zonsopgang lag. Het water (een meer?) aan de Trou de Han zou visrijk geweest zijn. Dieper in de grot kon men zich laven aan zuiver bronwater. Dr. Eugene Warmenbol, hoogleraar archeologie aan de ULB, spreekt in verschillende publicaties over ceremonies en rituelen die zouden plaatsgevonden hebben en die tevens verklaren waarom vondsten door hun eigenaars gedurende de verschillende periodes zo gegroepeerd achter gelaten werden.
Bijzonder
De eerste vitrine met omgekeerde tijdslijn en waar alleen maar vragen gesteld worden bij de voorwerpen, stemt tot nadenken en maakt nieuwsgierig naar de rest van de collectie. Van zestig pijlpunten in vuursteen is de bewerking van één exemplaar (2800- 2400 v.Chr.) vergelijkbaar met de pijlpunten gevonden in prinselijke graven in Bretagne. Van de vijf paardenbitten uit de bronstijd gekend in België, werden er drie in Han ontdekt. ‘Het zijn de oudste bewijzen in ons land van het gebruik van het paard door de mens’. De Grot van Han leverde meer dan tweehonderd bronzen spelden op om de kledij vast te hechten en gaat door voor één van de rijkste verzamelingen in Europa. In de goudkamer zijn het voorts vijf gouden schijven (1100-1000 v.Chr.) uit de late-bronstijd die de aandacht trekken. ‘Het was ook een van de meest spectaculaire ontdekkingen in de Grot van Han. Goud was zeldzaam in die tijd. De schijven hebben een dikte van 0,2mm en een gewicht van 2,40g’. Verder: ‘Het heft van een zakmes uit de Romeinse tijd in de vorm van een katachtige behoort tot de mooiste exemplaren die ooit gevonden werden in België’. Door de opstelling en het spelen met woord en beeld, soms tot in detail, wordt niet alleen de historische waarde van de collectie duidelijk. Ook de vraag over de concentratie van zoveel voorwerpen uit verschillende periodes in de Grot van Han blijft beklijven en ook de manier waarop onze voorouders vol wilskracht prachtige voorwerpen creëerden, wordt duidelijk. Jaarlijks mag PrehistoHan zich op meer dan zestigduizend bezoekers verheugen.