Dichtheid Romeinse nederzettingen Zuid-Limburgs villalandschap hoger dan gedacht
Op de Limburgse lössgronden tussen de Maas en de Rijn hebben in de Romeinse tijd veel meer villa’s en landerijen gestaan dan aanvankelijk werd aangenomen. Dit blijkt uit onderzoek van de conservator van het Thermenmuseum, Karen Jeneson. Na 150 jaar opgravingen in het gebied zijn nog veel vragen onbeantwoord, bijvoorbeeld over het einde van de late IJzertijd en de oorspronkelijke bewoners. Dankzij het onderzoek van Jeneson is nu nieuw inzicht verkregen in de leefwijze in het Zuid-Limburgse ‘villalandschap’, dat in de 3e of 4e eeuw na Christus verdween.
Jeneson onderzocht een gebied van 30 bij 130 kilometer. Zij bracht dit zo gedetailleerd mogelijk in kaart en ontdekte aan de hand van een nauwkeurige analyse dat het traditionele beeld, namelijk dat villa’s slechts bewoond werden door de Romeinse elite, incorrect is. Aangezien er veel meer villa’s in het gebied stonden dan voorheen werd gedacht, is het zeer onwaarschijnlijk dat alle villa-eigenaars tot de elite behoorden.
De bewoningsdichtheid van het gebied lag ook veel hoger dan werd aangenomen. In het verleden zochten archeologen louter naar onvergankelijke materialen zoals steen, keramisch bouwmateriaal en beton om het bestaan van de vroegere villa’s aan te tonen. Veel boerderijen waren destijds echter gebouwd met organisch materiaal. Jenesons bevindingen tonen aan dat er eveneens veel grote landerijen in het villalandschap stonden, wat duidt op een verrassend hoge nederzettings- en bevolkingsdichtheid.
Naar aanleiding van haar onderzoek verdiepte Jeneson zich ook in archeologisch onderzoek over de grenzen. Zo vergeleek ze de Nederlandse archeologische onderzoekstraditie met die van België en Duitsland. Hieruit bleek dat verschillen in onderzoeksmethodes kunnen leiden tot behoorlijke verschillen in kennis over landschappen, nederzettingen of infrastructuren uit de Romeinse tijd. Eén van de bevindingen die dit vergelijkend onderzoek opleverde is dat in de toekomst vaker vormen van onderzoek die niet de bodem aantasten, zoals lucht- en satelietfotografie, ingezet moeten worden in combinatie met reguliere opgravingen.
Op korte termijn is vervolgonderzoek wenselijk, zodat de resultaten van Jenesons onderzoek gestaafd kunnen worden. Bovendien liggen er vermoedelijk nog veel meer informatie en antwoorden besloten in de opgravingen in het gebied, die met de juiste toepassing van de tegenwoordige kennis en methodes achterhaald moeten kunnen worden.