Een kijkje in de rijke geschiedenis van Utrecht

Een kijkje in de rijke geschiedenis van Utrecht

Unsplash

Utrecht: Stad van licht en steen

Als je de stad Utrecht per trein binnenkomt heb je al gauw het idee dat je hier alleen maar kunt shoppen. Een wandeling naar de binnenstad langs de vele winkels van Hoog Catharijne voedt dat idee op vorstelijke wijze. Wanneer je de kunst verstaat daaraan tijdig te ontsnappen maken de welluidende tonen van de klokken van de allesoverheersende Domtoren je weldra erop attent dat deze stad ook nog heel wat anders voor de bezoeker in petto heeft. De rijke geschiedenis van deze stad heeft namelijk ontelbare cultuurhistorische sporen nagelaten. Ofschoon het niet altijd makkelijk is die te duiden – gelukkig zijn er ook nog vele informatieve boekwerken en enthousiaste leden van Gilde Utrecht – zorgen de talrijke overblijfselen in ieder geval voor een waar festijn voor het oog.

Tekst: Lou Lichtenberg

‘Utrecht is een knekelveld van oude sarcofagen. Utrecht is geheime tuinen, binnenplaatsen vol seringen, singels waar nog vogels zingen – Utrecht is de Zwaansteeg met de zon er schuin doorheen. Utrecht is van licht en steen.’

 De laatste woorden van deze passage uit het pakkende gedicht ‘Utrecht 2001’ van de dichter Ingmar Heytze galmen nog lang na als we vanuit Hoog Catharijne richting Mariaplaats lopen. We zijn op zoek naar de Zwaansteeg, meer precies naar Het Pandhuis waarin het Archeologisch en Bouwhistorisch Centrum is gehuisvest. In dit oorspronkelijk 14e-eeuws graanpakhuis dat – de huidige naam duidt er al op – begin 18e eeuw onderkomen bood aan een bank van lening, hebben we afgesproken met René de Kam, coördinator publiciteit van dat centrum.

René kennen we reeds uit zijn langzamerhand ontelbare boekwerken en andere geschriften waarin hij op boeiende wijze aspecten van Utrechts historie en archeologie heeft opgetekend. Met hem hebben we een wandeling afgesproken langs een aantal hoogtepunten van de sporen van het Utrechtse verleden. Maar voordat we de benenwagen starten toont René me als ‘amuse’ nog even gauw enkele vitrines in het pand met vondsten uit diverse Utrechtse opgravingen. Een rijke verzameling met fraaie en minder fraaie potten, pannen, borden, glazen, talrijke scherven en andere objecten trekt aan ons oog voorbij. Vol trots haalt René ook een gave Romeinse aardewerk kruik tevoorschijn, die hij als zijn eerste topvondst bestempelt.

Buiten laat hij zien dat Het Pandhuis gelegen is naast een tuintje dat onderdeel vormde van het Regulierenklooster. Dat klooster werd na de Reformatie verlaten en werd tot weeshuis bestempeld. Hieraan herinnert eveneens een achterpoort met afbeeldingen van weeskinderen waardoor we het perceel verlaten en de Springweg betreden.

Sint Marie

Lopend richting Mariaplaats passeren we de achterkant van het huidige Grand Hotel Karel V, waarin een deel van het Duitse Huis uit de 14e eeuw na restauratie voortleeft. Dit complex werd oorspronkelijk gebouwd als klooster voor de Ridderlijke Duitse Orde, maar het diende ook als verblijfplaats voor hoogwaardigheidsbekleders die Utrecht bezochten, onder wie Karel V toen hij in 1545 langere tijd in Utrecht moest doorbrengen. Later deed het complex dienst als Militair Hospitaal. Bij de recente restauratie werd de oorspronkelijke 14e-eeuwse oostelijke trapgevel van dit bouwwerk prachtig gerestaureerd.

Om de hoek betreden we in de Walsteeg het eigentijdse appartementencomplex Mariaplaats, waar oude kanunnikenhuizen (claustrale huizen) die hier ooit stonden, in rood bakstenen nieuwbouw herleven. Halverwege het complex voert een trap naar een kelder waarin de begin 14e-eeuwse fundering en mozaïekvloer van een van die huizen, het latere woonoord van de kunstschilder Abraham Bloemaert (1566-1651), kunnen worden aanschouwd. Bij de opgravingen werden hier volgens René de Kam ook resten van objecten gevonden die lijken op die welke op zijn schilderijen werden afgebeeld. Overigens zijn nog enkele van de oorspronkelijk 19 claustrale huizen rond de kerk van Sint Marie bewaard gebleven.

Rechts naast het koor van de nabijgelegen oud-katholieke Sint-Gertrudiskathedraal – de gelijknamige kapel, een schuilkerk, is inmiddels fraai gerestaureerd – voert een poortje naar een pittoresk straatje met enkele van die huisjes. Vlakbij het straatje komen we aan bij het pandhof van de vroegere Mariakerk en waar nu nog een deel van de Romaanse kruisgang te zien valt. Deze resten ontsnapten aan de sloop van deze in 1080 ingewijde kerk, die na 1580 in verval was geraakt. De kerk werd in 1813 voor de sloop verkocht om Napoleon geld te verschaffen voor zijn leger. Koor en pandhof bleven daarbij gespaard; het koor deed sinds 1766 dienst als stadsmuziekzaal. Maar in 1844 werd het koorgedeelte alsnog geslachtofferd om plaats te maken voor het gebouw van Kunsten en Wetenschappen, waarin thans het conservatorium is gevestigd. De herinnering aan het verdwenen koor leeft ook nog voort in fundamenten onder – helaas beslagen – glazen vloerplaten en resten van een zuiltje in een gang van het conservatorium. En ook in een schilderij waarop Pieter Saenredam in 1663 afbeeldde hoe deze kerk ooit ter plaatse glorieerde. Een kopie van het schilderij op een muur tegenover het pandhof roept nostalgische gevoelens op.

Onsterfelijk

We lopen verder door de Mariastraat, waar tussen de winkels een 15e-eeuws poortgebouw de show steelt. Dat gebouw, meer een soort van woontoren, gaf toegang tot de binnentuin van het huis Zoudenbalch. Via een andere poort in deze straat bereiken we de Wijde Poort, onderdeel van de voormalige immuniteit van Sint Marie. Tegen de achtermuur van een erf ontwaren we de resten van laat-middeleeuwse bebouwing, behorend tot het huis waar ooit Jan van Scorel (1495-1562) woonde. Deze succesvolle kunstschilder vertoefde enige tijd in Rome, alwaar hij door Paus Adrianus VI – we zullen hem op deze tocht nog tegenkomen – benoemd werd tot conservator van de oudheidkundige verzameling van het Vaticaan en daarmee als directe opvolger van de befaamde Rafaël. Maar ook deze Jan wist zich als belangrijke exponent van de 16e-eeuwse Noord-Nederlandse schilderkunst onsterfelijk te maken.

Doorlopen naar Vredenburg om resten van de gesloopte dwangburcht van Karel V te zien heeft weinig zin, zo blijkt uit een antwoord van René op mijn vraag naar wat er daarvan nog resteert. Deze burcht werd in 1577 al grotendeels gesloopt terwijl in latere jaren steeds meer van hetgeen er nog van over was verdween. En wat er nu nog aanwezig is, zoals ondergrondse fundamenten, valt (nog) niet te bezichtigen.

De bekende Utrechtse Oude Gracht

De bekende Utrechtse Oude Gracht

Unsplash

Dan maar door naar de Oudegracht. Daar maken we voor het eerst kennis met het unieke fenomeen van het middeleeuws havencomplex van grachten (Oudegracht én Nieuwegracht), bruggen en vooral werven en werfkelders, dat we eerder in de schaarse zomers van dit land vooral opmerkten als onderdeel van de welbekende Utrechtse terrasjescultuur. Maar het verschijnsel is dermate bijzonder in de wereld, dat de gemeente Utrecht het terecht door Nederland wil laten voordragen voor plaatsing op de Unesco-werelderfgoedlijst. Deze haven ontstond toen Utrechtse handelaren op werfniveau tunnels en (voor)kelders uitgroeven om hun waar op te bergen. Zo hoefden zij niet elke keer van boven naar beneden te sjouwen met de goederen die per schip werden aangevoerd. De tunnels en kelders sloten aan op de kelders van de grachtenpanden op straatniveau en liepen dus door onder de openbare weg. Ook nadat de scheepvaart naar de stad aan betekenis inboette en de overslag en opslag verdwenen bleven deze werven economische functies behouden. Maar nu meer in de vorm van winkels, restaurants en terrasjes.

Via het Wed – een onderdoorgang voor beladen karren – bij de Stadhuisbrug nemen we een kijkje bij de plaats waar ooit de stadskraan stond. Deze hijskraan had een draaibare kap en kon zware last op de straat lossen. Maar het takelen van een vrouw bleek toch te zwaar: toen een van de vier gietijzeren vrouwenbeelden van de bovengelegen Winkel van Sinkel in 1837 moest worden afgeleverd brak het bovenste deel van de kraan af, waarna ze niet meer werd herbouwd.

De van oorsprong middeleeuwse panden in deze omgeving speelden al vroeg ook een belangrijke rol in de stad. In de 14e eeuw werd hier de stedelijke rechtbank gehuisvest en werden verschillende panden in gebruik genomen als zetel van het stadsbestuur. In en onder het huidige stadhuis werden bij een grondige verbouwing daarvan gedurende eind vorige, begin deze eeuw diverse sporen van die panden teruggevonden (waaronder van de huizen Lichtenberg, jawel). Tot de oudste sporen die bij het stadhuis werden aangetroffen, behoren eikenhouten palen die zelfs uit het begin van de 9e eeuw dateren, zo signaleert René. Oude sporen werden ook in de architectuur van het verbouwde stadhuis verwerkt, maar waardoor het geheel een merkwaardig samenspel van oud en nieuw heeft gekregen.

Kerkelijke hoogstandjes

We vervolgen de route richting de achterkant van de Dom, waar we allereerst een blik werpen op de kapittelkerk Sint Pieter, ingewijd in 1048 door bisschop Bernold, van wie de sarcofaag ook in de crypte van deze kerk is bijgezet. De kerk met het omringende Sint- Pieterskerkhof vormen een schilderachtig geheel, waarin de sfeer van een middeleeuwse immuniteit goed te proeven valt.

Al even pittoresk zijn de straatjes die op de Pausdam uitkomen. Deze naam en het op deze plaats gelegen Paushuize houden de herinnering levend aan Adriaan Florisz. Boeyens, in 1459 geboren in Utrecht als zoon van een timmerman. Hij werd later hoogleraar en een van de leermeesters van Karel V. In 1517 gaf hij opdracht tot de bouw van dit huis, maar in 1522 werd hij verkozen tot paus Adrianus VI, de eerste en enige Nederlandse paus. Lang heeft hij er niet van kunnen genieten, want al een jaar later overleed hij in Rome zonder ooit dit fraaie huis te hebben kunnen aanschouwen. Via de Hofpoort aan de vlakbij gelegen Nieuwegracht kunnen we nog een blik werpen op de gevel die nog resteert van de kerk behorend bij de benedictijner St.-Paulusabdij en die thans de buitenmuur vormt van het nieuwe onderkomen van het Utrechts Archief.

Diverse malen lonkte hij al op afstand, maar nu staan we werkelijk oog in oog met het belangrijkste symbool van deze stad: de Domtoren, die al meer dan 600 jaar het stadsbeeld bepaalt. Met zijn 112,3 meter hoogte is hij de hoogste kerktoren van dit land. De klimpartij via 465 treden naar de top is alleszins de moeite waard en dat niet alleen vanwege het spectaculaire uitzicht. Maar ook door de twee kapellen en het zicht op de 14 luidklokken en de 50 carillonklokken.

Een middeleeuwse sfeer valt nog te proeven in de nabijgelegen Pandhof. Met enige fantasie zie je in deze kloostergang nog de kanunniken schrijden die hier ooit de scepter zwaaiden. Ook hier weer een merkwaardig fenomeen: deze kerk ontbeert een schip. Dat sneuvelde bij een zware orkaan in 1674 en werd nooit meer herbouwd. De resten daarvan zijn inmiddels ook geruimd. Wel zijn in de bestrating de plaatsen van de pijlers en buitenmuren van het verdwenen schip zichtbaar gemaakt.

In het resterende hoogkoor bevindt zich het praalgraf van admiraal Van Gendt (1626- 1672). Het Groot Kapittelhuis maakt nu als aula deel uit van de universiteit, evenals het Academiegebouw in neorenaissancestijl dat in 1886 naast het Pandhof werd opgetrokken. Op dit Domplein werden bij opgravingen overblijfselen van het Romeinse castellum Trajectum gevonden. Ook halverwege de nabijgelegen Servetstraat herinnert een metalen plaat eraan dat hier een muur van dat fort heeft gestaan. Vlakbij bevindt zich het Bisschopshof, in de wanden waarvan reliëfs afkomstig uit de Domkerk zijn ingemetseld met taferelen uit het leven van Utrechts beschermheilige Sint Maarten.

We vervolgen de Servetstraat en steken schuin rechts het Buurkerkhof in, waar de Buurkerk meteen aandacht vraagt. Dit is Utrechts oudste parochiekerk (11e eeuw) en hierin bevindt zich nu het Museum Van Speelklok tot Pierement. Het koor van deze kerk werd in de 16e eeuw gesloopt in verband met de aanleg van de Choorstraat. Voor een bruidsmodezaak in deze straat ligt nog een gedenksteen ter herinnering aan het feit dat op deze plek in het koor Zuster Bertken zich in 1457 had laten inmetselen om zo 57 jaar lang boete te doen, waarschijnlijk omdat ze het onecht kind van een kanunnik was.

Terug naar de Oudegracht wijst René de Kam me tenslotte nog het pand aan waar op nummer 265 het geboortehuis stond van Paus Adrianus VI. Een schildering van een zuilenreeks op de muur van de aangrenzende Brandstraat maakt dat eveneens duidelijk. Even verderop loopt parallel aan deze straat weer de Zwaansteeg, waar onze wandeling begon en nu ook eindigt. Maar hier aan de Oudegracht is de steeg plots veel smaller dan bij de Springweg. Licht valt er wel nog schuin doorheen, maar het is inmiddels kunstlicht geworden.

Dit artikel is eerder verschenen in Archeologie Magazine nummer 1 van 2008. Klik hier om direct een abonnement te nemen en geen enkel nummer meer te missen.

Meer lezen
Landen