De pelgrim & de koning | Sicilië door de ogen van Ibn Djubair

MOZAÏEK

Middeleeuwse reisverslagen van reizigers en van pelgrims, ik lees ze erg graag (vorige keer: Joos van Ghistele). Je krijgt een beeld van de persoon zelf én door zijn ogen ook van de wereld van toen. Waarin was hij geïnteresseerd? Hoe zag zijn omgeving eruit? Had hij aandacht en begrip voor de ander die hij tegenkwam? En als hij (of zij) ook maar een beetje een vaardige pen had, gaf hij ons een beeld-verhaal, een momentopname van een stad of regio met monumenten die toen 'metselfris' waren, maar nu vaak al verdwenen of ruïne zijn. Welke gebouwen zag de reiziger of pelgrim? Was hij onder de indruk? De Reis geschreven door Ibn Djubair (Ibn Jubayr, Ibn Djoebair) is zo'n indrukwekkend reisverslag.

Jeugd en reis naar Mekka

Ibn Djubair was in 1145 in Valencia geboren en zijn Arabische familie woonde al sedert de achtste eeuw in Al-Andalus, zoals het islamitische deel van het Iberisch Schiereiland heette. Hij was een intellectueel, studeerde rechten, dichtte en bracht het tot secretaris van de gouverneur van Granada. 's Ochtends vroeg op 3 februari 1183 verliet hij Granada om samen met een bevriend arts de bedevaart naar Mekka te maken. In Ceuta scheepten zij zich later die maand in voor Alexandrië. Tijdens de zeereis op een Genuees schip begon hij op 25 februari 1183 – zo schreef hij – zijn dagboek. Minutieus beschreef hij de route die het schip volgde of waar het aanmeerde om water en levensmiddelen voor onderweg in te laden. Op 26 maart was voor het eerst de vuurtoren van Alexandrië te zien en nog diezelfde dag ging het schip in de haven voor anker. De stad en alle gebouwen kon Ibn Djubair alleen maar met superlatieven beschrijven. Het enige negatieve aan zijn verblijf in Alexandrië was de graaicultuur van de douane aldaar!

Mekka en op doorreis

Daarna reisde Ibn Djubair naar Cairo (6 april), dat toen behoorde tot de gebieden van Saladin voor wie de dagboekschrijver alleen maar lof had. Hij zag moskeeën, ziekenhuizen, piramiden en de nijlmeter en via via kwam hij op 4 augustus eindelijk in Mekka, waar hij acht maanden bleef. Na een kort verblijf in Medina trok hij naar Bagdad en Damascus, waar hij twee maanden bleef. Daarna reisde hij door het gebied dat door de Franken (kruisvaarders) was veroverd en scheepte zich in voor Sicilië in de havenplaats Tyrus (9 oktober 1184).  

Sicilië

Op Sicilië regeerde toen koning Willem II, die de bijnaam de Goede kreeg. Hij was de kleinzoon van Roger II, vanaf 1130 de eerste koning van Sicilië nadat zijn vader het eiland op de moslims had veroverd. Deze Normandische leiders spraken en schreven ook Arabisch, waren zeker voor die tijd tolerant ten opzichte van hun Grieks-orthodoxe en moslim onderdanen en hielden hof op een manier die Ibn Djubair vergeleek met die van moslim vorsten; "er is geen christelijke koning die zo welvarend, luxueus en prettig leeft als hij". Het rijk van de ongeveer dertigjarige Willem was groot en ongelooflijk vruchtbaar. Ibn Djubair noemde het in dat opzicht een "dochter van al-Andalus" met boomgaarden vol appels, peren, kastanjes en andere vruchten. De koning bestuurde het eiland goed en er woonden nog veel vrome moslims, aldus Ibn Djubair. 

Paleizen op Sicilië

Palermo - "moge God het aan de moslims teruggeven" wenste Ibn Djubair al schrijvend - was de hoofdstad van Sicilië en een prachtstad. De paleizen van Willem II waren over de stad verdeeld als "parels aan een snoer dat de hals van een jong meisje siert". Daar wandelde de koning in zijn uitgestrekte tuinen waar af en toe een paviljoentje of uitkijktoren stond. Enkele van deze gebouwen die Ibn Djubair noemde en toen splinternieuw waren, zijn nog bewaard gebleven, zoals de twee paleizen, La Cuba en La Zisa. De architectuur en de decoratieve elementen, zoals mozaïeken en muqarnas (driedimensionale decoraties zeer geliefd in de islamitische wereld zie afb. bovenin en link OudWeb.nl), laten zien dat het Normandische hof van Sicilië zich liet inspireren door de eigentijdse Byzantijnse, westerse en islamitische werelden. Tegenwoordig is het klaterend water niet meer te horen, gordijnen wapperen niet meer in de wind en het geroezemoes van het bedienend personeel is verstomd, maar de vierkante fontein-zaal van het Zisa-paleis is nu nog een prachtig voorbeeld van de architectuur- en decoratie-smaak van Willem II. 

Kerk op Sicilië

Het "meest verbazingwekkende gebouw van de ongelovigen" in Palermo vond Ibn Djubair de kerk die was gebouwd door de man uit Antiochië, "de vizier van de opa van deze ongelovige koning". Deze Antiochiër was de Griekse groot-admiraal Georgios, die aanvankelijk de financiën deed voor de moslimvorst van Noord-Afrika die in 1091 Sicilië verloor aan de Normandiërs. De Griek ging naar Sicilië waar hij de nieuwe heersers van het eiland zijn financiële capaciteiten aanbood. Maar uiteindelijk deed hij het veel beter als bevelvoerder van de Normandische vloot en werd als groot-admiraal de 'schrik' van Byzantijnen en moslims. Omdat hij meende dat Maria hem altijd had beschermd tijdens de vele schermutselingen op zee, stichtte hij in Palermo een kerk te harer ere, de Santa Maria dell'Ammiraglio (La Martorana). Deze destijds pas voltooide kerk bezocht Ibn Djubair tijdens de festiviteiten van kerstmis 1184 toen "een grote menigte mannen en vrouwen naar de kerk kwam. Dit kerkgebouw is onbeschrijflijk mooi en is zonder overdrijving het mooiste gebouw ter wereld", jubelde onze dagboekschrijver. "De muren binnen zijn met goud en met marmeren platen gedecoreerd; nergens is zoiets te zien!" En toen Ibn Djubair naar boven keek, naar de centrale koepel, zag hij vensters met goudkleurig glas. Alle blikken werden door de schittering in verrukking gebracht en het hart werd betoverd; "moge God ons tegen deze verleiding beschermen!" 

Ook stond Ibn Djubair stil bij de kerktoren, die terecht de Zuilentoren werd genoemd omdat deze was gebouwd "met zuilen van allerlei kleuren marmer. ... Het is een van de meest bijzondere bouwwerken; moge God in Zijn goedheid deze toren nog mooier maken door de moslim oproep tot gebed!" Hoewel de toren nog in oude glorie schittert naast de kerk, is de buitenkant van de Maria-kerk in latere eeuwen sterk veranderd. 

Naar huis

Ibn Djubair verbleef zeven dagen in Palermo en vertrok eind december naar de haven van Trapani om van daaruit een schip te nemen naar zijn vaderland Al-Andalus. Maar dat lukte niet direct. Hij bleef enige tijd in de havenstad waar hij het einde van de vasten meemaakte met veel trompetgeschal en tromgeroffel. Ibn Djubair verbaasde zich erover dat de christenen van Trapani dat gewoon tolereerden. Pas op 25 maart 1185 was de wind gunstig en kon het schip uitvaren. Precies een maand later was hij thuis in Granada. Hij was twee jaar, twee maanden en 22 dagen onderweg geweest.

Annet van Wiechen

beeld & tekst © conens & van wiechen

www.OudWeb.nl

Meer lezen