Geen foto

Campania felix, het rijke Romeinse leven rond Napels

Redactie

Pompeii, fresco’s in het Triclinium van de Villa dei Misteri.Campanië grenst in het noordwesten aan Latium, in het noorden aan Molise en in het noordoosten aan Apulië, in het oosten aan Lucanica (beroemd van de worstjes van Apicius, nu Basilicata genaamd), en in het westen de Tyrreense zee. De stad Napels ligt aan de golf van Baia, een oude kratermond, waarvan de resten nog als de eilanden Capri, Ponza en Ischia herkenbaar zijn. Het is een druk bewoond gebied, dat ruim zes miljoen inwoners telt. Al lang is dit ‘gelukkige land’ (Campania felix), zoals de Romeinen het noemden, in trek als woon- en werkomgeving.

Van ruwe tuf en kalksteen, – van reptielen donker vervreten – kun je zeggen, dat er geen grondsoort is die zo kostelijk slangen aan voedsel en diepe kronkelgangen helpt. Een land dat dunne mist en ijle nevels uitwasemt, vochtigheid indrinkt en – wanneer het wil – weer afscheidt, dat zich vanzelf dekt met een altijd groene grasmat, en het ijzer niet met scherpe roest of schilfering aantast, dat land zal een rijke wijnrank om de olmen winden; het is beste olijvengrond; je vindt het bij ontginning geschikt voor kleinvee en willig onder de kromme ploegschaar. Zulk bouwland heeft rijk Capua, ’t Vesuvius-landschap, de rivier Clanius, die door overstroming de stad Acerrae ontvolkte.
Vergilius - Georgica

Pompeii, Herculaneum, Puteoli, Cumae, Capua, Oplontis, Stabia, Baiae, de oude stadjes nodigen ons uit om het verleden met een bezoek te vereren. Romeinse villa’s, tempels, de grot van Sibylle, de vulkanen Vesuvius en Solfatara vertellen ons het verhaal van het rijke Romeinse leven.

Pompeii

Dankzij de brieven van Plinius de Jongere (61-114) aan Tacitus (55-120), waarin hij de uitbarsting van de Vesuvius in 79 beschrijft, zijn we al heel lang op de hoogte van deze natuurramp. Eeuwenlang heeft men echter niet geweten waar de stadjes lagen die onder lava en puin bedolven raakten. Tot in 1713 in Portici, ten oosten van Napels, een boer bij het graven van een put fantastische brokken bewerkt marmer aantrof. Dat was het begin van de opgravingen, die eigenlijk pas in 1738 goed op gang kwamen. Onder het stadje Resina kwamen de resten van Herculaneum te voorschijn. Dan, in 1748, wordt Pompeii ontdekt, hetgeen in 1763 bevestigd wordt doordat de inscriptie Respublica Pompeianoreum wordt aangetroffen.

Vóór Pompeii een Romeinse stad werd, stond het stadje aan de rivier Sarno onder invloed van de Etrusken. Maar na de zeeslag bij Cumae in 474 BC kregen de Romeinen de heerschappij over zee en de nederzetting kwam in handen van de Samnieten. Pas in de 3e eeuw v.Chr. krijgt Pompeii de status van bondgenoot van de Romeinen, maar toen het stadje samen met Stabiae en Herculaneum verslagen werd door de Romeinse dictator Sulla in de Bondgenotenoorlog in 91-89 v.Chr. werd het een colonia, die officieel de naam Colonia Veneria Cornelia Pompeianorum kreeg. Venus werd de beschermgodin van de stad, Cornelia verwijst naar de familienaam van Sulla. Er woonden toen ongeveer tienduizend mensen. De stad ontleent haar rijkdom aan de productie van wijn, olijfolie, vissaus en puimsteen. De vruchtbare grond op en om de Vesuvius – lezen we bij Vergilius – leent zich goed voor landbouw en veeteelt. De textielnijverheid staat op een hoog peil. Vollers bewerken de ruwe stoffen tot een gebruiksklaar product voor bijvoorbeeld toga’s en tunieken, door ze te wassen in oude urine (bleekt) en ze te ontvetten met vollersaarde. In de stad hingen kruiken waarin de inwoners hun po konden legen. Dankzij de ramp van 79 bleef het leven in Pompeii stilstaan in de tijd en kunnen wij ons nu terug wanen in de tijd en kennismaken met de bewoners.

Een loggia en waterpartij

Het is de gegoede middenstand die de mooiste huizen bewoont. De bakkers, vollers, pottenbakkers en artsen veraangenamen hun leven met marmeren beelden in de tuin en muurschilderingen in de kamers. Zij laten – en dat was kostbaar – een grafschrift op een stèle kerven als herinnering aan hun aardse bestaan. Daarop staat te lezen dat ze hard werkten, of een bekende handelaar in varkens- en rundvlees waren, of geldwisselaar. Hun welvaart is af te lezen aan hun materiële bezittingen. Eén van de notabelen liet op de muur van zijn eetkamer schrijven: ‘Alsjeblieft, maak geen ruzie, als het even kan. Zo niet, sta dan op en ga naar huis. Laat je mooie ogen en begerige blikken niet afdwalen naar de echtgenoten van de andere mannen en laat kuisheid van je gezicht afstralen.’ Dat was niet als belediging bedoeld, maar om te laten zien dat de gastheer respectabel was, die de sfeer in huis graag prettig wilde houden. En in het huis van Terentius Neo vonden archeologen het portret van het bakkersechtpaar, ieder met de spulletjes die ze het belangrijkst vonden. Zij houdt haar schrijfstift tegen haar lippen, alsof ze zit te peinzen over de volgende zinnen die ze zal schrijven op haar tablet. Hij laat zijn kin op een boekrol rusten. Niet zomaar een stel yuppen, maar een koppel dat van boeken en schrijven hield, van dichten en denken. En dan is er nog het huis van Loreius Tiburtinus, die een priester van Isis was. Zijn stadsvilla beschikte over een loggia en een waterpartij, waarmee je ter ere van Isis op feestdagen de overstroming van de Nijl kon nabootsen.

Deze huizen met patio onderscheiden zich duidelijk van de armere winkeltjes, waarboven de winkelier woonde met zijn gezin. Wie niet thuis mensen kon ontvangen, omdat je te klein of armoedig behuisd was, ontmoette vrienden in één van de talrijke cauponae, eettentjes, die er in Pompeii in soorten en maten zijn gevonden. Er kwamen reizigers, je kon er een warme hap naar binnen werken, flirten met de serveerster, zaken afhandelen, dronken worden en een geweldige buikloop opdoen, want de hygiëne was vaak ver te zoeken en niemand controleerde de voedselveiligheid. Als brave burger kon je je er beter niet vertonen. De chic woonde in de villa’s op de heuvels aan de buitenkant van de stad, ver weg van de stank en de herrie. Of verkoos een villa in Baia of Herculaneum.

Herculaneum

Straatbeeld in HerculaneumHet tot voor kort relatief onbekende zusje van Pompeii is Herculaneum, dat eveneens diep onder het puin verdween. In 2007 wijdde Museum Het Valkhof in Nijmegen een tentoonstelling aan deze stad, waar bezoekers de laatste uren konden meemaken. Wie door de ruïnestad loopt, zal merken dat het een iets intiemere plaats moet zijn geweest dan Pompeii. Het Romeinse leven laat zich echter beter reconstrueren, omdat er door de afdekkende lagen ook organisch materiaal bewaard bleef, zoals voedsel, leer, houten meubelen en zelfs menselijke skeletten. De skeletten werden in de nabijheid van het strand gevonden, waar de laatste vluchtelingen wachtten op de boten die niet meer konden landen. Wie door de straten dwaalt in de zomerzon, plaats neemt op een bankje, of een brok marmer, vergeet de tragedie, maar hoort de stemmen van de spelende kinderen, het ratelen van de houten wielen op de keien, de geur van vissaus en zure wijn in de capauna, het kraken van een houten deur in zijn hengsels.

Pozzuoli en Baia

Pozzuoli, tempel van Serapis uit de 2e eeuw n.Chr, eigenlijk de macellum of voedOok al verdween een deel van het rijke Romeinse leven rond de Vesuvius, er bleven genoeg lustoorden en stadjes in felix Campania over. Zoals Pozzuoli (Puteoli) en Baia (Baiae), ten noordwesten van Napels. Ook in een modern stadje kun je je af en toe terugwanen in de Romeinse tijd, omdat delen van de oorspronkelijke straten zijn overgebleven inclusief wat gevels. Puteoli was de bloeiende natuurlijke havenstad van Rome met een groot amfitheater. Er was een belangrijke verbindingsroute over land, de Via Consularis Puteolis Capuam, die via Capua naar Rome leidde. Het was een aftakking van de beroemde Via Appia, die later de naam Via Campana kreeg. Vooral in de tweede eeuw van de Republiek was de stad heel belangrijk als overslagplaats van de goederen die naar Rome vervoerd moesten worden over de Via Campana, of juist vanuit Italië naar de overzeese gebieden. De handelshuizen hadden er hun vestiging en pakhuizen, er waren geldwisselkantoren en banken, en alles wat bij een stevige havenstad hoort. Maar ook in dit deel van Campanië heeft men geen vaste grond onder de voeten.

Handelshaven

Ten noord westen van Napels ligt namelijk één van de vulkanisch meest actieve gebieden van Europa. De Grieken stichtten er in de 8e eeuw v.Chr. een kolonie (Cumae) en plant- ten er de eerste wijnstokken aan. Zij noemden het gebied ‘De Flegreïsche Velden’, vanwege de vele zwaveldampen die uit de grond omhoog kwamen (φλεγρειν: verbranden, verzengen). Boven één van de kratermeren, het lago Averno, waren de giftige wolken zo sterk, dat vogels dood neervielen als zij over het meer vlogen. Hier moest de toegang tot de onderwereld wel zijn, meenden ze. De haven van Cumae was het plaatsje, dat de Romeinen later Puteoli noemden, naar de zwavelbronnen in de ook nu nog licht actieve vulkaan Solfatare. Hier werd – nog tot in de 17e eeuw – zwavel gewonnen. Het lokale vulkanische zand, de pozzolana, werd gebruikt voor het eerste dragende beton. Dankzij de chemische reactie tussen pozzolana en water ontstaat een sterk genoeg mortel voor bijvoorbeeld de constructie van koepels, zoals het Pantheon in Rome.

Puteoli is tot de opkomst van Ostia aan het begin van de 2e eeuw de grote overslaghaven voor de graanschepen uit Alexandrië. Graan, linnen, wol, parfum, glas, ivoren en glazen voorwerpen, papyrus, zilverwerk, huiden, edelstenen, slaven, exotisch fruit, specerijen uit India, wilde dieren voor het amfitheater, alles kwam via deze weg naar Rome. Het moet een bont geheel geweest zijn. Vanuit Campanië exporteerde men geblazen glas, mozaïek, smeedijzer en marmer. Vlakbij in Misene lag de grootste militaire vloot uit de oudheid. Even verder naar het westen aan de golf ligt Baiae, een mondaine badplaats waar Romeinse VIPs (Julius Caesar, Caligula, Nero, Hadrianus, Augustus om er een paar te noemen) hun villa’s bouwden. Er waren uitgebreide thermencomplexen met heetwaterbronnen. Het merendeel van dit rijke Romeinse leven bevindt zich nu onder water voor de kust. Je kunt de sporen zien liggen vanaf het fort van Baia. Het luxe leven kreeg al gauw de bijnaam ‘decadent’, maar de stad bleef populair tot een reeks aardbevingen in de 5e eeuw de omgeving in een bouwval veranderde. Een archeologisch park biedt de bezoeker alle gelegenheid zich terug te wanen in de tijd van toen. Even verder langs de kust naar boven voert de reiziger naar Cumae, waar boven op de Acropolis de tempel van Zeus ligt, die na tien eeuwen trouwe dienst in de 5e eeuw tot christelijke basiliek werd verbouwd. Aan de voet van de Acropolis ligt de tempel van Apollo. Hier zou ook de Sybille in haar grot met haar orakels de mensheid in verwarring hebben gebracht. Nu klinken er de cicaden en hoor je het ruisen van de zee. De laurierhagen geuren en het Romeinse verleden is dichtbij en ver weg tegelijk.

Tekst: Lizet Kruyff
Foto’s: Coral Press

Dit artikel is afkomstig uit Archeologie Magazine, Nr.4 2008

Meer weten over archeologie? Lees Archeologie Magazine.

Meer lezen
Tijdvakken
Landen
Thema's