Geen foto

Van vuistbijl tot graafmachine

Redactie

Verscheidene stenen gereedschappen uit de prehistorie.De baan van de archeoloog is ondenkbaar zonder de inzet van verschillende gereedschappen. Tijdens archeologisch bodemonderzoek worden verscheidene gereedschappen ingezet. De graafmachine is het meest grove instrument dat wordt gebruikt. Als uit een eerste verkenning van de grond blijkt dat er archeologische resten in de bodem zitten, dan wordt de graafmachine ingezet om de bovenste bodemlaag weg te graven.

Hiervoor worden vaak minigraafmachines gebruikt, zoals deze hierte vinden zijn. Als de grond tot op de juiste diepte is afgegraven worden de schop en de troffel ingezet. De schop dient hier als grover geschut en wordt gebruik op stukken grond waar niet veel resten in te vinden zijn. Met de troffel kan de grond voorzichtiger worden weggeschept. Tot slot heeft de archeoloog een kwastje om de zandresten van de vondsten te verwijderen. Vandaag de dag lijkt het gebruik van al deze materialen heel normaal, maar we hebben miljoenen jaren nodig gehad om tot deze techniek te komen. We geven hier een korte terugblik op hoe ‘het gereedschap’ in de loop der geschiedenis is ontstaan.

De eerste gereedschappen

Verschillende archeologische vondsten suggereren dat de oermens zo’n 3,5 miljoen jaar terug al gereedschappen gebruikte. In eerste instantie werden gevonden voorwerpen, zoals stenen of takken, gebruikt om bepaalde handelingen uit te voeren. Het zelf aanpassen van deze materialen kwam echter pas later. Het oudst gevonden gereedschap is zo’n 1,76 miljoen jaar oud. De overgang van materialen gebruiken naar het zelf vervaarvaardigen van gereedschappen, is een belangrijke stap in de cognitieve ontwikkeling van de mens.

Materiaal gereedschappen

In de oude steentijd (paleolithicum, 2,5 miljoen tot 10.500 v. Chr.) maakte men ongeslepen gereedschap van hout, botten en stenen. Van bot kon men kleine, flexibele gereedschappen maken, zoals naalden. Met steen werden vaak grovere instrumenten gemaakt, zoals bijlen. Vuursteen diende echter ook als goede grondstof voor fijnere gereedschappen. Vuursteen is erg hard en tegelijkertijd goed te splijten. De scherpe randen die door het splijten ontstonden waren uitermate geschikt om mee te snijden. In de nieuwe steentijd (neolithicum, 5.300 tot 3.200 v. Chr.) werden de stenen ook steeds vaker geslepen en gepolijst.

Gepolijst jadeiet uit het neolithicum.

Gedurende de bronstijd (3.200 tot 800 v. Chr.) werd het brons uitgevonden. Eerst gebruikte men koper, maar dit materiaal was niet erg stevig. Door tin toe te voegen aan het koper ontstond brons. Er werd echter nog steeds veel steen gebruikt in de bronstijd, omdat de grondstoffen om brons te maken niet overal even veel voorhanden waren. Vanaf de ijzertijd (800 tot 12 v. Chr) werd het brons steeds meer vervangen door ijzer. IJzer had verschillende voordelen ten opzichte van brons. Ten eerste waren de grondstoffen op meer plaatsen aanwezig. Ten tweede is het materiaal harder. Brons werd steeds meer een materiaal om sieraden mee te vervaardigen.

Gebruik gereedschappen

Gereedschappen werden voor verschillende doeleinden gebruikt, zoals voor de jacht, voor het schoonmaken van dierenhuiden of om andere voorwerpen mee te snijden of te schaven. Gereedschap diende dus vooral om allerlei dagelijkse handelingen te vergemakkelijken, maar dit is niet het enige waarvoor het gereedschap werd ingezet. De hulpinstrumenten werden volgens sommige archeologen ook als ruilmiddel gebruikt. Bovendien kregen belangrijke personen soms werktuigen mee in hun graf.

Foto jadeiet door Didier Descouens, via Wikipedia

Meer weten over archeologie? Lees Archeologie Magazine.

Meer lezen