Beendergraverijen

Museum Dorestad

De moedwillige vernielingen van het archeologische erfgoed in Palmyra en andere plaatsen in Syrië deden me denken aan een uitspraak van de Zweedse archeoloog Hjalmar Stolpe. Hij reisde in de negentiende eeuw naar Wijk bij Duurstede waar hij geschokt vaststelde dat de Nederlanders druk bezig waren om hun erfgoed op grote schaal te vernietigen.

 

Birka en Dorestad

'Ik had nooit kunnen dromen van zo'n schandalige schending van voor de Nederlandse cultuurgeschiedenis belangrijke overblijfselen, als ik daar zag,' schreef hij geschokt.
Stolpe, verbonden aan het Statens Historiska Museet in Stockholm, was de opgraver van Birka, de Zweedse handelsplaats die lange tijd relaties met Dorestad had onderhouden. Volgens de biograaf van de heilige Anskar, ‘apostel van het noorden’, reisden veel kooplieden uit Birka in de negende eeuw naar Dorestad. Daar werden ze en passant gedoopt om de contacten met hun christelijke handelspartners soepel te laten verlopen.

Zwarte aarde

Hjalmar Stolpe had sinds 1871 nauwgezet de grafvelden in Birka bestudeerd. Graf na graf had hij nauwkeurig blootgelegd, waarna de gevonden artefacten werden geconserveerd. Ook had hij delen van de nederzetting zelf onderzocht. In Wijk bij Duurstede trof hij precies dezelfde 'zwarte aarde' aan die hij zo goed kende van zijn eigen opgravingen in Birka. In beide gevallen ging het om nederzettingsafval dat vol zat met beenderen en potscherven uit de vroege middeleeuwen. Alleen werd die in Wijk bij Duurstede niet door archeologen opgegraven, maar door de plaatselijke bevolking.

Bottenhandel

Daar was men namelijk al vanaf het midden van de negentiende eeuw in de velden ten noorden van het stadje naar botten aan het graven. Die werden vervolgens via opkopers aan de beenderverwerkende industrie verkocht. Het grootste gedeelte van de opgedolven botten was slachtafval van runderen en varkens. Toch doen de enorme gaten die in het grootste grafveld van Dorestad zijn gegraven, vermoeden dat er ook heel wat menselijke beenderen zijn verwerkt.
De nijvere inwoners van Wijk bij Duurstede hadden er geen flauw benul van dat ze met al hun gegraaf op grote schaal het bodemarchief vernielden, ook al werd er nogal eens een mooi sieraad of een ander oud object gevonden. Dat werd dan aan een plaatselijke notabele met oudheidkundige belangstelling verkocht – om uiteindelijk in Museum Dorestad te belanden.

Brandbrief

Toen de Leidse archeoloog L.J.F. Janssen er lucht van kreeg, heeft hij op de plaats van de beendergraverijen enkele kleinschalige opgravingen uitgevoerd en er ook over gepubliceerd. Maar daar bleef het bij. Niemand greep in, ook niet na de brandbrief van Stolpe.
Vernieling van een archeologische vindplaats, handel in artefacten, het blijft helaas niet alleen tot Palmyra beperkt.

Afbeelding: Ingekleurde litho uit 1842 met opgegraven artefacten uit Dorestad.

Meer lezen
Landen