De Oude Markt in Leuven

De Oude Markt in Leuven

Wouterhagens, Public domain, via Wikimedia Commons.

Leuven: een schat van een Brabantse stad

Reinoud Schaatsbergen

Tekst en overige foto's: Lou Lichtenberg

De eeuwenoude universiteitsstad Leuven is trots op haar verleden en erfgoed. En met recht. Want deze Vlaams-Brabantse hoofdstad schittert vandaag de dag niet alleen door haar vele oude sporen uit een rijk en gevarieerd verleden, maar die getuigenissen van weleer zijn vaak ook nog eens bijzonder pittoresk. Daarover is in de loop der tijd bovendien een sausje gegoten, dat eigen is aan een stad die vele jongeren trekt door de universiteit en andere onderwijscolleges die hier ook reeds eeuwenlang de scepter zwaaien. Dat de stad daardoor bruist is welhaast vanzelfsprekend, maar die instellingen en vooral de universiteit maken zich eveneens al geruime tijd sterk om het erfgoed van de stad nieuw leven in te blazen en daarmee te behouden. Twee wereldoorlogen gooiden ook hier stevig roet in het eten, maar het Vlaamse kroonjuweel wist telkens zijn glans te herwinnen.

Op een doordeweekse dag wandelend vanaf het station door de binnenstad trekken al gauw taferelen aan je oog voorbij die voor een Belgische stad alledaags zijn. Zo herinner ik me ook het begin van mijn eerste bezoek aan Leuven: omgeven door huizen die zoals ook elders in het land allemaal drastisch van elkaar lijken te verschillen, zijn allerlei mensen van verschillende pluimage druk doende met hun dagelijkse bezigheden, onderwijl kouterend in hun eigen zoetsappig maar onverstaanbaar spraakje dat iedereen lijkt te verstaan. Gewone taferelen, zo op het oog niets uitzonderlijks, maar stuk voor stuk toch o zo bijzonder als je je ogen goed de kost geeft.

En of dat al niet genoeg is verschijnt plots een kunststukje dat zo uit een porseleinkast vol modelhuisjes geplukt lijkt: het gotische stadhuis. De ranke torentjes en het beeldhouwwerk van dit drie verdiepingen tellende 15e-eeuwse bonbonnetje zijn een regelrechte lust voor het oog. Op de beelden en de gebeeldhouwde bijbelse voorstellingen op de kraagstenen raak je maar niet uitgekeken. Een stadssymbool dat fier de turbulente historie overleefde, waardoor het ook een reputatie van onoverwinnelijkheid verwierf. En dat is wonderlijk genoeg als je de turbulente geschiedenis van de stad overziet.

Van prehistorie tot Middeleeuwen
Die historie voert overigens veel verder terug dan de Middeleeuwen. Al in de prehistorie moeten in dit gebied mensen rondgelopen hebben, waarvan archeologische vondsten in de omgeving getuigen. Te Kessel-Lo, Linden en Lubbeek werden afslagen van vuurstenen gevonden, mogelijk afkomstig van menselijke bedrijvigheid omstreeks 130.000 v.Chr. Verdere vondsten op de Kesselberg te Kessel-Lo wijzen uit dat zich hier in de ijzertijd een min of meer permanente nederzetting moet hebben bevonden, omrand met een houten palissade, aarden wallen en grachten.

Uit opgravingen in het centrum van de huidige stad is verder gebleken dat er hier rond 50 n.Chr. een nederzetting gelegen was. In de omgeving van Leuven werden ook enkele Romeinse villa’s gebouwd langs een aftakking (via Asse) van de belangrijke heirbaan Keulen-Tongeren-Bavay. Rond 700 zijn er op het grondgebied van de huidige stad enkele nederzettingen. Al spoedig daarna komen hier ook de eerste kerken tot stand, vermoedelijk ook een voorganger van de huidige Sint-Pieterskerk naast het gotische stadhuis.

In 870 was Leuven de hoofdstad van een gelijknamig graafschap, waarschijnlijk als hoofdplaats gekozen door zijn gunstige ligging aan de Dijle en genoemde heirbaan. De eerste burcht van de graven zou gestaan hebben op het eiland tussen twee Dijle-armen, dat thans tot het Groot Begijnhof behoort. De eerste graaf van Leuven die in geschreven bronnen wordt vermeld was Lambert I met de Baard (1003- 1015). In deze periode begon ook de eerste handel op te komen. De grafelijke residentie wordt omstreeks die tijd overgebracht naar een ander eiland tussen twee Dijle-armen, namelijk ’s Hertogeneiland, op de plaats waar nu de Onze-Lieve-Vrouw ten Predikherenkerk staat, tegenover het huidige Klooster Hotel, waarop we hierna zullen terugkomen.

In 1085-1086 werd een tweede graafschap aan Hendrik III van Leuven in leen gegeven. Dit landgraafschap werd in 1183 tot hertogdom verheven, waardoor de institutionele grondslag van het hertogdom Brabant werd gelegd. Intussen waren op andere delen van het grondgebied van de stad en met name langs de grote wegen ook andere nederzettingen tot stand gekomen. En begin 12e eeuw werd een nieuwe Sint-Pieterskerk opgetrokken, die weldra de grootste van de hele regio werd en die daarmee de groeiende welvaart en uitdijende bevolking symboliseerde. In 1156-61 verrees de eerste stenen omwalling, met een lengte van 2750 meter (de Hertog Godfried III-omwalling).

Leuven ontwikkelde zich in die tijd steeds meer tot een echte stad, compleet met een vishuis, broodhuis, vleeshal, lakenhal, bruggen en andere openbare bouwwerken. En met een groeiende nijverheid, waaronder de wolindustrie. Ook verschillende kloosterorden vestigden zich in de stad. De bevolking nam in die periode eveneens toe: rond 1300 telde deze ruim 20.000 zielen.

Intussen had hertog Jan I van Brabant in 1267 zijn residentie van Leuven naar Brussel verplaatst, waarschijnlijk uit wraak voor protesten in Leuven tegen zijn benoeming. Niettemin bleef Leuven nog lange tijd belangrijker dan die nieuwe hoofdstad, vooral doordat de hertogen uit geldnood bij de steden aanklopten en hen in ruil daarvoor bepaalde privileges gaven. Maar dat getij keerde zich rond 1360, juist toen de nieuwe (tweede) omwalling opgeleverd werd (de Hertogin Johanna-omwalling met een lengte van 7125 meter, op de plaats van de huidige ringlaan – ‘de vesten’- rond de stad). Brussel en overigens ook Antwerpen namen in omvang en belang toe ten koste van Leuven, waar ook steeds meer sociale spanningen en de gevolgen van de Brabantse Successieoorlog voelbaar werden.

De introductie van nieuwe nijverheden zoals de linnenweverij, de leerbewerking en het bierbrouwen zorgde evenwel begin 15e eeuw voor een nieuwe uplift, al kon de stad daarmee niet meer de groei en het belang van andere nabije grote steden evenaren. In die periode kreeg de Sint-Pieterskerk een nieuw koor en werd de oude kerk vervangen door een driebeukige kerk in Brabantse gotiek. Ook het prachtige stadhuis dateert uit deze tijd. Met als klap op de vuurpijl de stichting - met pauselijke goedkeuring - van de universiteit in 1425 door Jan van Bourgondië, tevens hertog Jan IV van Brabant.

Latere historie
Na jaren waarin bloei en onlusten elkaar afwisselden, volgde in de eerste helft van de 16e eeuw weer een korte opbloei, waarvan onder andere ook de boekdrukkunst profiteerde. In de 15e-16e eeuw werden tevens ca. veertig universitaire colleges opgericht, waar studenten uit bepaalde streken of verbonden aan bepaalde faculteiten werden gehuisvest. De resterende jaren van de 16e eeuw werden vooral gekenmerkt door armoede, opstand, pest en belegeringen. In de 17e en 18e eeuw verbeterde de situatie geleidelijk, mede door de aanleg van nieuwe rijkswegen en een kanaal.

Nieuwe huizen werden gebouwd in classicistische stijl. Ook kreeg de stadsplanning nieuwe aandacht, met als gevolg de verbreding en verbetering van hoofdstraten en de afbraak van binnenpoorten en binnenvesten. Onder Oostenrijks en Frans bewind werden hervormingen doorgevoerd, maar verloor de kerk ook macht en rijkdom. De Fransen maakten korte metten met kloosters, kerkgebouwen en tevens met de universiteit. Tijdens het kortstondige bewind van de Nederlandse koning Willem I kreeg Leuven enkele verdwenen kunstschatten terug en werd de universiteit weer in ere hersteld. Toen België onafhankelijk werd in 1830 ging Leuven een nieuwe bloeiperiode tegemoet, waarvoor vooral de aanleg van de spoorwegen en de industriële revolutie zorg droegen.

Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog staken de binnengevallen Duitsers de stad in brand, waardoor grote delen rond het station en in het centrum in de as werden gelegd. Het dak en de kunstschatten van de Sint-Pieterskerk gingen daarbij verloren. Maar één van de ergste vernielingen was zonder twijfel die van de universiteitsbibliotheek. Naar schatting 1000 handschriften, 800 wiegendrukken en 300.000 boeken, verzameld tijdens de 500-jarige geschiedenis van de universiteit, gingen daarbij verloren. Na die oorlog werd de stad grotendeels herbouwd. Zo ook de universiteitsbibliotheek, die op initiatief en met steun van de VS op het Ladeuzeplein herrees.

Bombardementen en beschietingen tijdens de Tweede Wereldoorlog teisterden de stad opnieuw in hevige mate. En wederom waren het de Sint-Pieterskerk en de universiteitsbibliotheek die zwaar getroffen werden. In dit laatste bouwwerk gingen ditmaal 900.000 boeken en de pauselijke stichtingsbul van de universiteit uit 1425 verloren. Ook het beeldhouwwerk van het stadhuis werd geraakt, maar wonder bij wonder bleef de rest van het bouwwerk opnieuw nagenoeg gespaard.

Hooggotiek
Welhaast vanzelfsprekend biedt dit 15e-eeuwse pronkstuk van Brabantse hooggotiek op onze zoektocht naar huidige overblijfselen van deze geschiedenis een aftrap van formaat. Buiten vergapen we ons nogmaals aan de beeldengroepen op de sokkels, waarin taferelen uit het Oude en het Nieuwe Testament te herkennen zijn. De 236 grotere beelden, die pas medio 19e eeuw aan de gevel werden toegevoegd, stellen overwegend personages voor uit het stadsverleden: op de bovenste rij Leuvense graven en Brabantse hertogen uit de 11e-15e eeuw, de middelste rij personen van de gemeentelijke vrijheden en patroonheiligen van de parochies, en de onderste rij toont prominenten, geleerden en kunstenaars. De hoektorens bieden plaats aan personen uit het Oude Testament.

Het interieur is niet minder imposant. De raadszaal met een imposante schouw toont vier wandschilderingen met belangrijke gebeurtenissen uit de Leuvense geschiedenis en portretten van kunstenaars en geleerden die in de stad hebben geleefd. De salons in Lodewijk XIVe-, XVe- en XVIe-stijl zijn duidelijk bedoeld om te imponeren en dat doen ze ook. De zolders bieden allereerst uitzicht op de oorspronkelijke dakconstructie, die op een omgekeerde boot lijkt. Ze bieden thans plaats aan ontelbare oorspronkelijke exemplaren, mallen en afgietsels van het beeldhouwwerk dat in de loop van de rijke geschiedenis in de gevels van het bouwwerk werd vervangen. Deze objecten alleen al zouden een lapidarium oftewel een museum van stenen voorwerpen kunnen presenteren. Overigens wordt het stadhuis thans vrijwel alleen nog maar voor officiële functies gebruikt, sinds enkele jaren geleden het nieuwgebouwde stadskantoor naast het treinstation in gebruik werd genomen.

De Sint-Pieterskerk tegenover het stadhuis vormt eveneens een prachtig voorbeeld van Brabantse hooggotiek. Het bouwwerk werd vooral vanwege stabiliteitsproblemen nimmer voltooid en heeft bovendien steeds veel te lijden gehad tijdens de turbulente geschiedenis van de stad. Maar wat ervan rest vormt een prestigieus geheel dat een bezoek alleszins waard is. Door het ontbreken van een klassieke torenconstructie domineert de kerk het stadsbeeld nauwelijks. Het koor en hoogkoor met de kranskapellen, waarin de schatkamer is ondergebracht, compenseren dat gemis volledig, zowel qua exterieur als interieur.

Wat dat laatste betreft zijn de twee schilderijen van Dirk Bouts (Het Laatste Avondmaal en de Marteldood van de Heilige Erasmus) zeker niet te versmaden. In een van die kapellen bevinden zich herinneringen aan (de legende van) de martelares Fiere Margriet, waaronder de reliekschrijn en een serie schilderingen (zie kader). Het laatgotische doksaal uit 1488-90, alsmede de achthoekige Romaanse crypte uit de pre-gotische tijd onder het koor mag je zeker niet missen. Terzijde: meer oude (én nieuwe) kunst valt zeker te genieten in het vlakbij gelegen vernieuwde museum M, dat in oktober vorig jaar werd heropend en waarop we in deze special nog terugkomen.

Universiteit
De Grote Markt wordt naast de beide hooggotische bouwwerken voltooid door een betrekkelijk recent neogotisch bouwwerk, het Tafelrond, een reconstructie uit 1927 van een verwoest bouwwerk van laatmiddeleeuwse, gotische oorsprong. Op deze plaats wordt het oog al gauw getrokken naar het amusante beeldje Fons Sapientiae, ofwel Bron der Wijsheid op het aanpalende Fochplein, van waaruit je overigens een prachtig zicht op stadhuis en kerk hebt. Fonske, een personage die, lezend in een boek, de wijsheid in de vorm van water door zijn hoofd laat lopen, werd ter gelegenheid van de 550e verjaardag van de Katholieke Universiteit Leuven in 1975 aan de stad geschonken.

Daarmee zijn we aangeland bij de onlosmakelijke band van de stad met de universiteit, die op allerlei plaatsen in Leuven tot uiting komt. Via een wandeling door de Naamsestraat, de ‘Main Street’ van Leuven, krijg je een indruk van de oudste bouwwerken van deze instelling. Allereerst de lakenhalle, de tweede versie uit 1317 van een eerste bouwwerk met deze functie dat in 1193 hier werd opgetrokken. In beide fasen was het gebouw het centrum van een bloeiende lakenhandel, maar sedert de stichting van de universiteit in 1425 werden hier ook enkele onderdelen van de universiteit gehuisvest. De barokke bovenbouw dateert uit 1679, toen het gebouw volledig in het bezit van de universiteit kwam. Thans zijn in het bouwwerk de zetel en centrale administratie van de Katholieke Universiteit ondergebracht.

Verderop in de straat bevinden zich oude bouwwerken van verschillende universitaire colleges, waaronder het Heilige Geest College (gesticht in 1442), Atrechtcollege (1508), Vigliuscollege (1566), Van Dale College (1569), College van Premonstreit (1571), Koningscollege (1579), College van Aulne (1629). Hun architectuurstijlen variëren van (laat)gotiek, Renaissance, barok, classicisme, rococo tot diverse neostijlen. Zo ook de collegegebouwen in de directe omgeving van de Naamsestraat.

De Abdij van Park in de zuidoostelijke rand van de stad.Bijzondere vermelding in dat verband verdienen nog de uit de 17e-18e eeuw daterende grootse bouwwerken van het Pauscollege Adrianus VI, dat in 1523 door deze paus gesticht werd. En de drie colleges die inmiddels in de nieuwe museumsite M geïntegreerd zijn (College van de H. Ivo gesticht in 1483, Vicuscollege in 1426 en Savoyecollege in 1547). De imposante Centrale Universiteitsbibliotheek op het Ladeuzeplein is van veel recenter datum: ze dateert van na de Eerste Wereldoorlog en werd na de brand in de Tweede Wereldoorlog vanaf 1947 heropgebouwd.

Meer sporen
Op onze zoektocht naar diverse andere sporen van de historie komen we op enkele plaatsen nog resten tegen van de eerste middeleeuwse stadsvesten, zoals in het Sint-Donatusstadspark waar we een wal- en muurrestant en een torenruïne aantreffen. Ook nabij de Redingenstraat, de Minderbroedersstraat, het Handbooghof en de Karel van Lotharingenstraat zien we soortgelijke overblijfselen van deze eerste (12e-eeuwse) omwalling. Van de tweede resteert eigenlijk alleen nog maar het tracé van de huidige ring rond de stadskern; de stadswal zelf werd tijdens het Hollands bewind (1815-1830) gesloopt.

Wat de kerken betreft troffen we aan de Naamsestraat nog een fraai exemplaar aan van een barokke (jezuïten)kerk: de 17e-eeuwse Sint-Michielskerk, waarvan de praalgevel als een ‘altaar buiten de kerk’ wordt aangeduid, compleet met tabernakel en kandelaars. De toren van de Sint-Jacobskerk is het enige restant van de 13e-eeuwse romaanse voorganger van de huidige kerk. Merkwaardig is een klokje (uit 1478) dat zich buiten de toren bevindt. Maar ook de recentere resten van het kerkgebouw ademen geschiedenis. Zo werd de dwarsbeuk tussen 1457 en 1488 opgetrokken, waarvoor de bouwmeester van het stadhuis, Matheus de Layens, verantwoordelijk was.

Via de nabijgelegen rustieke Stedelijke Kruidtuin, die doorgaat voor de oudste plantentuin van België, bereiken we de Minderbroedersstraat. Op de hoek daarvan bevindt zich voor de afwisseling weer eens een erfgoed van de universiteit: ditmaal het Anatomisch Theater, een achthoekige ontleedkamer in laat- classicistische stijl met mansardedak. Dit gebouwtje werd tussen 1887 en 1895 door de beeldhouwer-schilder-graficus Constantin Meunier als atelier gebruikt. De poort naast het theater herinnert aan de eerste kruidtuin die de universiteit in 1739 hier aanlegde.

Vlakbij bevindt zich de kerk van Onze-Lieve-Vrouw-Ten- Predikheren, een fraai voorbeeld van een vroeggotische kerk met tweelichtvensters en vier traveeën (1246-1276). Het gebouw, dat doorgaat voor een van de eerste gotische kerken van België, is thans niet meer als kerk in gebruik, maar wordt voor culturele doeleinden benut. Naast de kerk is thans het Klooster Hotel ingericht in restanten van het 16e-eeuwse Huis Morillon, genoemd naar zijn vroegere eigenaar Guy Morillon, secretaris van keizer Karel V. Het huis was een typische patriciërswoning compleet met huistoren, gelegen in een smalle straat met oude gevels van gegoede burgerhuizen. Morillon kocht het in 1538 en verbleef er tot zijn dood in 1548. Nadien kwam het in bezit van zusters die er een privékliniek in vestigden, alsmede later ook een klooster.

Begin deze eeuw kwam het in handen van een internationale hotelketen, waarbij het in een luxehotel werd omgebouwd, met behoud van 16e-eeuwse sporen. Momenteel laat de hoteleigenaar archeologisch onderzoek verrichten in de bodem van verworven aangrenzende percelen, waarin een ondergrondse parkeergarage zal verrijzen en waarop ook een uitbouw van het hotel is voorzien. Bij dat onderzoek werden reeds enkele delen van skeletten aangetroffen, waarschijnlijk behorend tot het kerkhof van de aangrenzende Predikherenkerk.

Werelderfgoed
Op onze weg naar een Unesco-werelderfgoed dat deze stad evenzeer rijk is komen we langs een van de vele kapellen die Leuven naast haar vijf grote parochies ook rijk is: de 14e-eeuwse Sint-Antoniuskapel. Deze kapel is niet alleen een bedevaartsoord voor de H. Jozef, maar sinds 1995 ook voor de ‘Grootste Belg aller tijden’, de toen zalig en inmiddels ook heilig verklaarde pater Damiaan. Deze in 1840 in Tremelo geboren Jozef De Veuster trad in Leuven toe tot een patercongregatie, werd missionaris op de Hawaï-eilanden en reorganiseerde er de verwilderde gemeenschap van een melaatsennederzetting, totdat hij zelf door de ziekte getroffen werd. Hij overleed daaraan in 1889, op 49-jarige leeftijd. Zijn stoffelijk overschot werd naar Leuven overgebracht en ligt hier thans in de crypte onder de kapel begraven. Dit met uitzondering van zijn rechterhand, die eind vorige eeuw aan de inwoners van Molokaï teruggeschonken werd.

Straatbeeld in het Groot Begijnhof.Evenzo imposant is de nabijgelegen 15e-eeuwse Sint-Kwintenskerk, vooral door haar elegante koorgedeelte, dat ook kenmerken heeft van de Brabantse hooggotiek. Van hieruit voert de benenwagen je in luttele minuten naar een stadje binnen de stad, dat inmiddels door de Unesco als werelderfgoed is aangemerkt. Dit is het Groot Begijnhof, een aaneenschakeling van pittoreske straatjes, pleintjes en tuintjes die een zeventigtal woningen en conventen in traditionele bak- en zandsteenstijl verfraaien. De oudste hiervan dateren uit de 16e eeuw, maar de meerderheid is een à twee eeuwen jonger.

In deze van oudsher religieus geïnspireerde nederzetting zwaaien niet langer begijntjes de scepter, maar studenten en hun docenten, sinds de universiteit zich in de jaren zestig van de vorige eeuw om de aankoop en restauratie van het complex bekommerde. Het geheel is inmiddels werkelijk prachtig gerestaureerd en ademt een onnavolgbare sfeer van rust en vrede. Hier moeten wel grootse academische prestaties worden geleverd. Bij de restauratie van de begijnhofkerk, de sobere 14e-15eeeuwse Johannes-de-Doperkerk, werd in het noordportaal de oorspronkelijke polychromie vermoedelijk uit de 14e eeuw blootgelegd. Het interieur is ook minder sober, maar heeft kenmerken van de 17e-eeuwse triomfantelijke stijl van de contrareformatie.

Omgeving
Ook in de directe omgeving van de stad bevinden zich dergelijke rustpunten, die niet alleen van een rijke geschiedenis getuigen, maar bovendien nog fraai ogen. De fiets is hierbij een ideaal vervoermiddel. In de zuidoostelijke rand van de stad bevindt zich de Abdij van Park, temidden van het domein dat de hertog van Brabant tot zijn jachtpark bestempelde. In 1129 schonk een van die hertogen het jachtpark aan de norbertijnen, die er een abdijcomplex stichtten dat zich in de loop der tijd ontwikkelde tot een succesvol religieus en economisch bolwerk. De huidige bouwwerken stammen merendeels uit de 17e en 18e eeuw en zijn nog steeds gelegen in de oorspronkelijke middeleeuwse plattegrond met bebouwingspatronen en een cultuurlandschap compleet met vijvers en watermolen. Het geheel vormt een schilderachtige oase van water, tuinen, boomgaarden en bouwwerken, maar ook het ongeschonden kloosterinterieur, de gereconstrueerde bibliotheek, het oude archief en de kunstcollectie maken een bezoek aan deze abdij tot een cultuurhistorische belevenis bij uitstek.

Het Arenbergkasteel ten zuidwesten van de stad.Het Arenbergkasteel ten zuidwesten van de stad is ook zo’n uitstap die je bijblijft. Dit reusachtige kasteel heeft sporen uit de 14e eeuw, toen de heren van Heverlee hier een eerste gebouw optrokken. Het huidige bouwwerk heeft kenmerken van de renaissancestijl met zijn indrukwekkende voorgevel, voorzien van dakvensters en twee torens met bolspitsen. Het merendeel hiervan dateert uit het begin van de 16e eeuw, maar werd ingrijpend in neogotische stijl verbouwd in de loop van de 19e eeuw. Het kasteel met zijn bijbehorende bouwwerken op het domein zijn thans ook in eigendom verworven door de universiteit, die het voor de faculteit van exacte wetenschappen bestemde. Opnieuw een illustratie van de onlosmakelijke en lucratieve band tussen de stad en dit eeuwenoude kennisinstituut.

Dit artikel is eerder verschenen in Archeologie Magazine nummer 3 van 2010. Klik hier om dit nummer na te bestellen of klik hier om direct een abonnement te nemen en geen enkel nummer meer te missen.

Meer lezen